Ze is nu al zo veranderd. Ze lijkt soms zo groot, ook al zei iemand op de crèche: ‘Och, wat een kleintje nog!’ Dat was een van de momenten waarop ik me schuldig voelde dat ik haar daarheen breng. Nog erger was het toen P. iets op kwam halen en zich er zo op bleek te verheugen om S. dan gelijk weer even te zien, hoe hij vol verwachting in de lege kinderwagen keek. En iedere keer als ik een gedragen shirt van mezelf meegeef, voor de vertrouwde geur. Het schijnt te werken, maar het voelt een beetje als verraad. Ze lijkt het allemaal wel best te vinden en ik vind het fijn om weer te werken, maar het is ook elke dag nog moeilijk. Dat geeft niet, het helpt me te realiseren hoeveel ik van haar hou en sowieso, dat ze m’n dochter is, dat ik nu moeder ben.
Ze kan zo hard krijsen tijdens het boodschappen doen dat ik zo snel mogelijk beschaamd het een en ander uit de schappen ruk, maar dat ben ik al weer vergeten als ze echt plezier heeft, van die zachte eh-geluidjes maakt. Ze wilde best in de woonwinkel zijn, maar alleen als ze gedragen werd. Ineens was het een behoorlijk grote winkel en gingen we er toch maar niet koffiedrinken. Een troost: er waren kinderen nog lastiger, de snobistische moeder van Diederik riep zelfs dat ze hem een pak rammel zou geven.
Tijdens een voeding laat S. soms speciaal mijn tepel los om iets te ‘zeggen’. Ik zou zo graag willen weten wat. Blijkbaar is het erg belangrijk. Ze grijpt van alles vast en brengt het naar haar mond. Terwijl ik haar aankleed wil ze mijn mouw vasthouden, wat toepasselijk maar ook onhandig is.
Ze wil zo graag omrollen, maar ze kan het nog niet, dus dan ligt ze op haar zij heel boos te zijn, met mij belachelijk trots ernaast.