De Bibliotheek Eemland organiseerde vorig jaar een schrijfwedstrijd met het thema van Nederland Leest: Kleine geschiedenis, grote verhalen. Helemaal mijn thema en gelukkig ook mijn bibliotheek, want je moest in een bepaald postcodegebied wonen om mee te kunnen doen. Ik schrijf op dit moment erg weinig, maar hier wilde ik graag aan meedoen en je verhaal mocht ook maar duizend woorden zijn, dus dat moest te doen zijn. M. besloot ook een tekst in te sturen, dus de competitie was even weer als vanouds. Heerlijk! Uiteraard vind je in deze post mijn verhaal, maar ik maak verder weinig mee, dus ik blik ook terug op het schrijfproces, de prijsuitreiking, het jurycommentaar enzovoort.
We schatten in dat verhalen met een lokaal tintje het goed zouden doen. Het stond niet in de regels, maar het bleek wel te kloppen, in ieder geval hadden vrijwel alle genomineerde verhalen dit. Ik vond het zelf ook wel fijn om de zoektocht naar een onderwerp alvast wat te vernauwen, want het thema was nogal breed. Ik besloot ook al snel dat ik niet over mijn eigen geschiedenis wilde schrijven. Dit mocht nadrukkelijk, maar ik gebruik al vrij veel uit mijn eigen leven in mijn teksten en wilde daar nu een keer niets mee doen. En het leek me leuk om iets te schrijven op basis van historische bronnen.
Vraag me niet hoe, maar ik wist al vrij snel dat ik over het bezoek van paus Johannes Paulus II aan Nederland in mei 1985 wilde schrijven. Hij heeft toen een nacht in Amersfoort gelogeerd. Onze Lieve Vrouw ter Eem, het klooster waar hij logeerde, hoorde ooit bij mijn middelbare school (toch nog een minieme persoonlijke link). Het bezoek verliep ronduit dramatisch (weinig fans op de been, veel relschoppers, veel kritiek, allerlei toestanden) en er is uitgebreid over bericht in de media. Dus dat leek me wel wat. Ik kwam er al snel achter dat ik het niet zo interessant vond om over de paus zelf te schrijven. Het leek me daarnaast ook makkelijker om over fictieve personages te schrijven, dus koos ik ervoor om het verhaal alleen te laten afspelen tegen de achtergrond van het pausbezoek. De historische details kloppen zo veel mogelijk, maar de paus komt zelf niet in mijn verhaal voor en de personen die er wel in voorkomen heb ik zelf bedacht. Ik raakte geïnspireerd door artikelen over de zusters van het klooster, waarin onder meer stond dat die eigenlijk veel te progressief waren voor de paus en dat hij daarom uiteindelijk ook maar een nacht kwam. Ik had al een vrij hardnekkige fascinatie voor nonnen, dus daar moest het absoluut over gaan. En toen ging het verhaal over een zuster en vrij plotseling ook over haar broer.
[su_expand more_text=”Lees mijn verhaal ‘Broeders hoeder’” less_text=”Klap in” height=”0″ link_color=”#4A83B4″ more_icon=”icon: book” less_icon=”icon: arrow-up”]
Broeders hoeder
‘Telefoon. Je broer.’ Zuster Huberta perst haar lippen op elkaar.
Ik zie aan haar blik dat Adriaan weer jolig naar ‘mijn zuster de zuster’ heeft gevraagd. En ze vindt toch al dat hij te vaak belt. Als hij nooit zou bellen, zou dat voor zuster Huberta nog te vaak zijn.
Ik haast me naar de hal. Als het hem te lang duurt, hangt hij zonder pardon op. ‘Het leven gaat hier nu eenmaal sneller,’ verklaarde hij een keer.
‘En de gangen zijn hier langer,’ antwoordde ik toen. Wat moest hij daar om lachen. Het deed me denken aan vroeger, als ik hem op het zadel van mijn fiets zette, met bungelende beentjes. En dan rennen, helemaal tot aan het eind van het laantje. Dat mocht eigenlijk niet van moeder, maar zijn plezier was een standje meer dan waard.
Ik breng de hoorn naar mijn oor. ‘Adriaan?’
Luid gehoest. Dan een stem vanuit de verte: ‘Heb je haar al aan de lijn?’
‘Ja.’ Nog meer gehoest.
‘Je zou minder moeten roken,’ merk ik op.
Stilte.
‘Kom op. Vraag het haar nou.’ Dat is de stem weer.
‘Ha zus, zou je misschien binnenkort weer eens een keertje hierheen kunnen komen?’
‘Dit weekeinde. Zo snel mogelijk,’ vult de stem aan.
‘Dat zal helaas niet gaan. De paus komt op bezoek.’
‘Ja hoor, geestig. Wanneer kom je?’
‘Nee, de paus komt echt. Hij komt hier dinsdag overnachten, maar ze hebben alles nu al hermetisch afgesloten.’ Echt iets voor Adriaan om daar niets van mee te krijgen.
‘De paus of je broertje, hoe moeilijk kan die keuze zijn?’
‘Het spijt me, Adriaan, maar het stikt hier van de politie, niemand mag er nog in of uit. Ze zijn nu bezig om alles af te zoeken naar explosieven en zo. Vanochtend ben ik me een hoedje geschrokken van een agent in de kapel. Hij ook van mij, trouwens. Hij was druk bezig om een wierookvat –’
‘Mevrouw, u zou het misschien niet zeggen, maar Adriaan is… Hij heeft… Het gaat momenteel niet zo goed met hem.’
Het duurt even voor ik me realiseer dat de stem mij rechtstreeks aanspreekt. Meisje, jongedame, juffrouw, daar hield het zo’n beetje op.
‘Niks ernstigs, hoor,’ zegt Adriaan snel.
‘Schat, hoe kun je nou –’
‘Ik kan toch niet zomaar over de telefoon –’
‘Ze is toch niet achterlijk? Het is godverdomme 1985!’
‘Niet vloeken als mijn zus je kan horen.’
‘Wat is er nu eigenlijk aan de hand?’ vraag ik. Het klinkt kalmer dan ik me voel.
‘Misschien is het toch beter om u dat persoonlijk te vertellen. Ik kan u van het station komen halen. En sorry voor mijn taalgebruik.’
Alsof dat het probleem is.
Ik loop langs de keuken.
‘Maandag komen ze de asperges al bezorgen, dus die moeten we dan zolang maar in vochtige doeken bewaren.’
Tong met asperges, dat schijnt het lievelingseten van de paus te zijn. Ik zei nog, dat krijgt hij dan vast overal, dat komt zijn neus uit tegen de tijd dat hij hier is. En het kan natuurlijk alleen maar tegenvallen, want niemand maakt het zo lekker klaar als zijn moeder vroeger deed. Ik weet zeker dat de pannenkoeken van zuster Ignatia zijn nieuwe lievelingseten zouden zijn zodra hij die zou proeven. Maar nee, tong met asperges, dat moest en zou het worden.
Ik voel me misselijk. Ik heb steeds gedacht dat Adriaan enkel wat te vaak naar fuiven ging. Ik bedoel, wat weet ik ervan? Maar hij is nu wel erg vaak –
‘Wat had je broer deze keer?’
Ik schrik en draai me om. Zuster Huberta.
‘Hij vroeg of ik langs kon komen. Hij is niet in orde.’
‘Ach, wat vervelend nou toch. Hij woont nog steeds in Amsterdam, nietwaar?’
‘Dat klopt.’
Ze knikt, alsof dat alles verklaart. ‘Hij zal daar toch wel… vrienden hebben?’
‘O ja, hij heeft massa’s vrienden. Hij is heel –’
‘Dan begrijp ik niet helemaal wat jouw aanwezigheid voor meerwaarde zou bieden.’ ‘Ik zou toch echt graag naar hem toe gaan om –’
‘Een dezer dagen kan het natuurlijk sowieso niet. Ik zal voor hem bidden,’ besluit ze. Die zin heeft nog nooit zo dreigend geklonken.
Ik trek mijn jas aan. Ooit nog samen met Adriaan gekocht. Laat hem alstublieft beter worden. De gedragen woorden uit de liturgie zijn even nergens te bekennen. Gelukkig geloof ik niet dat God alleen naar welbespraakte mensen luistert.
Wie gaat er nou eerst even vragen of het mag voor ze stiekem wegloopt? Adriaan spot altijd met mijn neiging me aan de regels te houden. Volgens hem was het mijn taak als oudste zus om de weg te banen voor de jongere kinderen. Alleen gingen we elk een totaal andere kant op. Het is geen kunst je aan de regels te houden als die toevallig stroken met wat je wilt, maar nu had ik graag wat meer oefening gehad in ongehoorzaamheid.
Toen ik mijn eerste geloften aflegde, zei Adriaan dat hij zo vaak iets beloofde wat hij vervolgens niet nakwam.
Ik ben bijna bij de voordeur.
‘Wat ga je doen?’
‘Zuster Huberta! Drie keer is trakteren!’ Mijn stem trilt slechts een klein beetje. Ik steek een thermoskan omhoog. ‘Ik ga die arme agenten die hier in de struiken liggen van koffie voorzien. Ik denk dat ze zo onderhand wel een bakkie lusten.’
‘Wat een goed idee! Laat me je helpen.’
‘Niet nodig.’ Ik klop op mijn tas. ‘Bekers, melk, suiker, ik ben helemaal voorzien.’
Ik glimlach. Niet devoot genoeg. Hindert niet.
Met mijn eeuwige geloften, een paar jaar later, had Adriaan meer moeite. Uiteindelijk mompelde hij: ‘Eeuwig lijkt me wat aan de lange kant, zus. Maar gefeliciteerd, hoor.’
‘Zuster?’
Gewoon doorlopen. Deur open.
Het duurde vooral lang voor ik hem daarna los kon laten. Soms lijkt het alsof dat me nog steeds niet is gelukt.
‘Zuster!’
Vanavond is er maar een die me zo mag noemen.
[/su_expand]
Ik vond het echt fantastisch om aan dit verhaal te werken, het was lang geleden dat ik met zoveel plezier en zo serieus aan een tekst had gewerkt. En toen het verhaal af was, was ik er ook echt tevreden over. Ik denk omdat ik eindelijk weer eens iets geschreven had en echt gemaakt had wat ik wilde maken. Ik heb het ingezonden voor de wedstrijd, en ik was blij dat het werd genomineerd, maar eigenlijk had ik al gewonnen door het te schrijven. Dat klinkt heel zoetsappig en ik denk dat ik best teleurgesteld zou zijn geweest als het geen nominatie had opgeleverd, maar zo voelde het wel. Ik heb zeker in mijn tienerjaren heel veel aan schrijfwedstrijden meegedaan en genoten van het schrijven en het ontmoeten van mensen (na een tijdje waren dat vaak ook dezelfde mensen), maar toen vond ik winnen toch belangrijker dan nu. Het scheelde misschien ook een huwelijkscrisis dat M. ook was genomineerd.
Toen de genomineerden bekend waren gemaakt, kon er worden gestemd voor de publieksprijs. Enorm campagne voeren past niet bij mij, en ik was ook meer geïnteresseerd in het oordeel van de jury. Ik heb dus wel mijn verhaal laten lezen aan wat mensen, maar verder niet echt iets gedaan. En toen begon het lange wachten op de prijsuitreiking, want de organisatie bleef maar hopen dat het live zou kunnen en het uitstellen omdat dat niet was toegestaan. Totdat ze uiteindelijk besloten om toch een digitale prijsuitreiking te organiseren.
Ik wist niet zo goed wat ik me daarbij voor moest stellen, als thuiswerker met zo’n beetje de minste ervaring met videobellen van iedereen, maar ze hadden er iets heel feestelijks van gemaakt. Iedere genomineerde ontving een grote doos met lekkers van KAdECafé (M. en ik hadden er dus twee, mjam), er was muziek van local Emma Lou, het geheel werd vakkundig aan elkaar gepraat door biebheldin Karin Horst en familie, vrienden en bekenden konden meekijken en -luisteren. Ik geef meteen toe, dat laatste leek me helemaal niks en ik was dan ook not amused toen mijn moeder de link naar de bijeenkomst ongevraagd nogal enthousiast gedeeld bleek te hebben. Dat zullen de zenuwen geweest zijn, want alle genomineerden mochten hun verhaal voorlezen en hoe trots ik dan ook ben op mijn tekst, optreden lijkt alleen maar minder mijn ding te worden.
Het kostte wat moeite om de kinderen op tijd in bed te krijgen, maar om 19.30 uur zaten we er helemaal klaar voor. En toen was het natuurlijk alleen maar superfijn om bekenden te zien deelnemen, ik voelde hun steun echt. We wisten al vrij snel dat we beiden niets gewonnen hadden, want de prijswinnaars kwamen als laatst aan de beurt om voor te lezen. En natuurlijk was dat jammer, als je dan genomineerd bent, wil je winnen ook, en uiteraard hadden we de andere verhalen al aan een grondige analyse onderworpen (dat kon doordat ze online stonden in het kader van de publieksprijs) en ingeschat dat we best een kans maakten. Maar ik vond het helemaal niet zo erg als ik dacht dat ik het zou vinden. Ik genoot vooral van alle lieve reacties, van eens een keer iets anders ‘s avonds, van de heerlijke hapjes (niet alleen die avond, overigens, gezien de hoeveelheid). Het was echt alsof we even ergens anders waren.
Ik was erg blij met het commentaar van de jury. Ze zeiden dat het verhaal leven ademt en dat ze onder de indruk waren van hoe geloofwaardig en complex de broer-zusrelatie is neergezet in zo weinig woorden. Het decor vonden ze ook mooi. Hun enige kritiek was eigenlijk dat dit een te groot verhaal is voor duizend woorden. Het verdient simpelweg meer, zeiden ze. Wat ik beschouw als een enorm compliment. Niet als: je vertelt een verhaal dat niet geschikt is voor deze omvang. Maar als: we hadden nog veel meer willen lezen. Wat wil je nog meer als schrijver? Het was ook wel een opvallend statement, want tegen bijna alle andere genomineerden zeiden ze: het had strakker gekund. En tegen mij dus: het is te strak. Wat ik daarvan vind? Strak is het zeker. Dat was voor mij ook de uitdaging van deze wedstrijd. Duizend woorden is weinig. Je kunt aan mijn verhalen zien dat ik ook gedichten schrijf. Dat is in langere teksten een probleem, daarin moet de lezer ook af en toe even op adem kunnen komen en die opbouw heb ik nog steeds niet goed in de vingers, ik focus me vaak te veel op de taal en te weinig op het verhaal. Schaven aan kortere teksten ligt me beter en doe ik graag. En daarbij laat ik graag veel weg. In dit geval om binnen die duizend woorden te blijven, maar vooral ook omdat ik de lezer graag veel zelf laat invullen. Soms misschien te veel. Concreet voorbeeld: ik vertel in mijn verhaal weinig over het leven van Adriaan en benoem niet expliciet wat er met hem aan de hand is. Die ruimte had ik niet, maar ik wilde het ook niet. Dat is een heel bewuste keuze, maar als het een lezer niet lukt om dat uit het verhaal te halen, leidt dat, denk ik, tot een mindere leeservaring. Blijkbaar neem ik dan toch liever het risico dat mensen het niet begrijpen dan dat ik meer ga uitleggen. Tot op zekere hoogte dan, het is natuurlijk niet mijn bedoeling om de lezer helemaal buiten te sluiten, juist niet.
Ik schrijf in ieder geval verder, al weet ik nog niet waaraan allemaal.