Voetbalflarf Euro 2020 #3

Hoe ver ze te ver kunnen gaan

we moeten echt met elkaar afspreken
dat iedereen te allen tijde
ongezien blijft
achter het kanon

explosies
kunnen zeer rendabele momenten zijn
priegelwerk
in het luchtruim
mensenwerk
in het systeem

het kan nog een hele leuke dag worden
waar we dreigen in te vallen

——————————————————-
Wedstrijden om 18.00 uur zijn hier in huis minder geschikt om te flarfen. Zeker omdat we bij de vorige de kinderen hadden beloofd dat we voor de televisie zouden eten (of, zoals D. het een paar dagen later opgewonden samenvatte: ‘Eten én filmpje kijken!’) Nu, in het weekend, konden we vooraf eten. D. was vroeg wakker en had geen middagslaapje gedaan, dus die was er na een kwartier wel klaar mee. S. vond het daarentegen steeds leuker worden. Ze beweerde dat ze nog nooit zo laat naar bed was gegaan en bleef lang geloven in de overwinning. Ze raakte in de war van de herhalingen en van het feit dat de keepers kleding in andere kleuren droegen. Ze hoopte na de rode kaart van De Ligt dat ‘de Tsjechiës’ ook ‘stoute dingen’ zouden gaan doen, zodat die ook niet meer mee mochten doen.

Een flarf is een gedicht op basis van bestaande teksten, in dit geval het commentaar van Frank Snoeks bij de wedstrijd Nederland-Tsjechië op het EK Voetbal voor mannen op 27 juni 2021.

Voetbalflarf is een idee van Jelle Pieters (De Man met de Pen) en Kila van der Starre. Je mag alleen zinnen en zinsdelen gebruiken die de commentator uitspreekt. Je mag knippen, plakken en schuiven, maar niets zelf toevoegen. Ik vind het zelf het leukst om te proberen iets te maken dat zo min mogelijk over voetbal/sport lijkt te gaan.

Voetbalflarf Euro 2020 #2

We hebben geschiedenis geschreven

het is nu een kwestie van
het niet onnodig spannend maken
nu geen verdere problemen
waar je helemaal niets mee kunt

krampachtig
wordt er nog even een vergadering gestart
maar ook daar vloeien de krachten
langzaam maar zeker weg

een teken van leven
wordt elegant opgelost
midden in de ribbenkast
en dan is het alsof
het nooit is gebeurd

——————————–
Een flarf is een gedicht op basis van bestaande teksten, in dit geval het commentaar van Jeroen Grueter bij de wedstrijd Nederland-Oostenrijk op het EK Voetbal voor mannen op 17 juni 2021.

Voetbalflarf is een idee van Jelle Pieters (De Man met de Pen) en Kila van der Starre. Je mag alleen zinnen en zinsdelen gebruiken die de commentator uitspreekt. Je mag knippen, plakken en schuiven, maar niets zelf toevoegen. Ik vind het zelf het leukst om te proberen iets te maken dat zo min mogelijk over voetbal/sport lijkt te gaan.

Voetbalflarf Euro 2020 #1

De eerste contouren van een reddingsplan

precisie ontbreekt
geef er maar een naam aan

misschien niet meteen
smeekbedes

als je dit in je hoofd voelt
moet je razendsnel
voelen hoe dit voelt

(dat is best wel een hele vracht
en waarom –)

geen tijd om te blijven liggen
ook vanavond niet

iets dat niet mogelijk blijkt
gaat dit niet veranderen
het moet anders

erger voorkomen
via tussenstations

——————————–
Een flarf is een gedicht op basis van bestaande teksten, in dit geval het commentaar van Frank Snoeks bij de wedstrijd Nederland-Oekraïne op het EK Voetbal voor mannen op 13 juni 2021.

Voetbalflarf is een idee van Jelle Pieters (De Man met de Pen) en Kila van der Starre. Je mag alleen zinnen en zinsdelen gebruiken die de commentator uitspreekt. Je mag knippen, plakken en schuiven, maar niets zelf toevoegen. Ik vind het zelf het leukst om te proberen iets te maken dat zo min mogelijk over voetbal/sport lijkt te gaan.

Schrijfwedstrijd

De Bibliotheek Eemland organiseerde vorig jaar een schrijfwedstrijd met het thema van Nederland Leest: Kleine geschiedenis, grote verhalen. Helemaal mijn thema en gelukkig ook mijn bibliotheek, want je moest in een bepaald postcodegebied wonen om mee te kunnen doen. Ik schrijf op dit moment erg weinig, maar hier wilde ik graag aan meedoen en je verhaal mocht ook maar duizend woorden zijn, dus dat moest te doen zijn. M. besloot ook een tekst in te sturen, dus de competitie was even weer als vanouds. Heerlijk! Uiteraard vind je in deze post mijn verhaal, maar ik maak verder weinig mee, dus ik blik ook terug op het schrijfproces, de prijsuitreiking, het jurycommentaar enzovoort.

We schatten in dat verhalen met een lokaal tintje het goed zouden doen. Het stond niet in de regels, maar het bleek wel te kloppen, in ieder geval hadden vrijwel alle genomineerde verhalen dit. Ik vond het zelf ook wel fijn om de zoektocht naar een onderwerp alvast wat te vernauwen, want het thema was nogal breed. Ik besloot ook al snel dat ik niet over mijn eigen geschiedenis wilde schrijven. Dit mocht nadrukkelijk, maar ik gebruik al vrij veel uit mijn eigen leven in mijn teksten en wilde daar nu een keer niets mee doen. En het leek me leuk om iets te schrijven op basis van historische bronnen.

Vraag me niet hoe, maar ik wist al vrij snel dat ik over het bezoek van paus Johannes Paulus II aan Nederland in mei 1985 wilde schrijven. Hij heeft toen een nacht in Amersfoort gelogeerd. Onze Lieve Vrouw ter Eem, het klooster waar hij logeerde, hoorde ooit bij mijn middelbare school (toch nog een minieme persoonlijke link). Het bezoek verliep ronduit dramatisch (weinig fans op de been, veel relschoppers, veel kritiek, allerlei toestanden) en er is uitgebreid over bericht in de media. Dus dat leek me wel wat. Ik kwam er al snel achter dat ik het niet zo interessant vond om over de paus zelf te schrijven. Het leek me daarnaast ook makkelijker om over fictieve personages te schrijven, dus koos ik ervoor om het verhaal alleen te laten afspelen tegen de achtergrond van het pausbezoek. De historische details kloppen zo veel mogelijk, maar de paus komt zelf niet in mijn verhaal voor en de personen die er wel in voorkomen heb ik zelf bedacht. Ik raakte geïnspireerd door artikelen over de zusters van het klooster, waarin onder meer stond dat die eigenlijk veel te progressief waren voor de paus en dat hij daarom uiteindelijk ook maar een nacht kwam. Ik had al een vrij hardnekkige fascinatie voor nonnen, dus daar moest het absoluut over gaan. En toen ging het verhaal over een zuster en vrij plotseling ook over haar broer.

[su_expand more_text=”Lees mijn verhaal ‘Broeders hoeder’” less_text=”Klap in” height=”0″ link_color=”#4A83B4″ more_icon=”icon: book” less_icon=”icon: arrow-up”]

Broeders hoeder

‘Telefoon. Je broer.’ Zuster Huberta perst haar lippen op elkaar.
Ik zie aan haar blik dat Adriaan weer jolig naar ‘mijn zuster de zuster’ heeft gevraagd. En ze vindt toch al dat hij te vaak belt. Als hij nooit zou bellen, zou dat voor zuster Huberta nog te vaak zijn.
Ik haast me naar de hal. Als het hem te lang duurt, hangt hij zonder pardon op. ‘Het leven gaat hier nu eenmaal sneller,’ verklaarde hij een keer.
‘En de gangen zijn hier langer,’ antwoordde ik toen. Wat moest hij daar om lachen. Het deed me denken aan vroeger, als ik hem op het zadel van mijn fiets zette, met bungelende beentjes. En dan rennen, helemaal tot aan het eind van het laantje. Dat mocht eigenlijk niet van moeder, maar zijn plezier was een standje meer dan waard.
Ik breng de hoorn naar mijn oor. ‘Adriaan?’
Luid gehoest. Dan een stem vanuit de verte: ‘Heb je haar al aan de lijn?’
‘Ja.’ Nog meer gehoest.
‘Je zou minder moeten roken,’ merk ik op.
Stilte.
‘Kom op. Vraag het haar nou.’ Dat is de stem weer.
‘Ha zus, zou je misschien binnenkort weer eens een keertje hierheen kunnen komen?’
‘Dit weekeinde. Zo snel mogelijk,’ vult de stem aan.
‘Dat zal helaas niet gaan. De paus komt op bezoek.’
‘Ja hoor, geestig. Wanneer kom je?’
‘Nee, de paus komt echt. Hij komt hier dinsdag overnachten, maar ze hebben alles nu al hermetisch afgesloten.’ Echt iets voor Adriaan om daar niets van mee te krijgen.
‘De paus of je broertje, hoe moeilijk kan die keuze zijn?’
‘Het spijt me, Adriaan, maar het stikt hier van de politie, niemand mag er nog in of uit. Ze zijn nu bezig om alles af te zoeken naar explosieven en zo. Vanochtend ben ik me een hoedje geschrokken van een agent in de kapel. Hij ook van mij, trouwens. Hij was druk bezig om een wierookvat –’
‘Mevrouw, u zou het misschien niet zeggen, maar Adriaan is… Hij heeft… Het gaat momenteel niet zo goed met hem.’
Het duurt even voor ik me realiseer dat de stem mij rechtstreeks aanspreekt. Meisje, jongedame, juffrouw, daar hield het zo’n beetje op.
‘Niks ernstigs, hoor,’ zegt Adriaan snel.
‘Schat, hoe kun je nou –’
‘Ik kan toch niet zomaar over de telefoon –’
‘Ze is toch niet achterlijk? Het is godverdomme 1985!’
‘Niet vloeken als mijn zus je kan horen.’
‘Wat is er nu eigenlijk aan de hand?’ vraag ik. Het klinkt kalmer dan ik me voel.
‘Misschien is het toch beter om u dat persoonlijk te vertellen. Ik kan u van het station komen halen. En sorry voor mijn taalgebruik.’
Alsof dat het probleem is.

Ik loop langs de keuken.
‘Maandag komen ze de asperges al bezorgen, dus die moeten we dan zolang maar in vochtige doeken bewaren.’
Tong met asperges, dat schijnt het lievelingseten van de paus te zijn. Ik zei nog, dat krijgt hij dan vast overal, dat komt zijn neus uit tegen de tijd dat hij hier is. En het kan natuurlijk alleen maar tegenvallen, want niemand maakt het zo lekker klaar als zijn moeder vroeger deed. Ik weet zeker dat de pannenkoeken van zuster Ignatia zijn nieuwe lievelingseten zouden zijn zodra hij die zou proeven. Maar nee, tong met asperges, dat moest en zou het worden.
Ik voel me misselijk. Ik heb steeds gedacht dat Adriaan enkel wat te vaak naar fuiven ging. Ik bedoel, wat weet ik ervan? Maar hij is nu wel erg vaak –
‘Wat had je broer deze keer?’
Ik schrik en draai me om. Zuster Huberta.
‘Hij vroeg of ik langs kon komen. Hij is niet in orde.’
‘Ach, wat vervelend nou toch. Hij woont nog steeds in Amsterdam, nietwaar?’
‘Dat klopt.’
Ze knikt, alsof dat alles verklaart. ‘Hij zal daar toch wel… vrienden hebben?’
‘O ja, hij heeft massa’s vrienden. Hij is heel –’
‘Dan begrijp ik niet helemaal wat jouw aanwezigheid voor meerwaarde zou bieden.’ ‘Ik zou toch echt graag naar hem toe gaan om –’
‘Een dezer dagen kan het natuurlijk sowieso niet. Ik zal voor hem bidden,’ besluit ze. Die zin heeft nog nooit zo dreigend geklonken.

Ik trek mijn jas aan. Ooit nog samen met Adriaan gekocht. Laat hem alstublieft beter worden. De gedragen woorden uit de liturgie zijn even nergens te bekennen. Gelukkig geloof ik niet dat God alleen naar welbespraakte mensen luistert.
Wie gaat er nou eerst even vragen of het mag voor ze stiekem wegloopt? Adriaan spot altijd met mijn neiging me aan de regels te houden. Volgens hem was het mijn taak als oudste zus om de weg te banen voor de jongere kinderen. Alleen gingen we elk een totaal andere kant op. Het is geen kunst je aan de regels te houden als die toevallig stroken met wat je wilt, maar nu had ik graag wat meer oefening gehad in ongehoorzaamheid.

Toen ik mijn eerste geloften aflegde, zei Adriaan dat hij zo vaak iets beloofde wat hij vervolgens niet nakwam.
Ik ben bijna bij de voordeur.
‘Wat ga je doen?’
‘Zuster Huberta! Drie keer is trakteren!’ Mijn stem trilt slechts een klein beetje. Ik steek een thermoskan omhoog. ‘Ik ga die arme agenten die hier in de struiken liggen van koffie voorzien. Ik denk dat ze zo onderhand wel een bakkie lusten.’
‘Wat een goed idee! Laat me je helpen.’
‘Niet nodig.’ Ik klop op mijn tas. ‘Bekers, melk, suiker, ik ben helemaal voorzien.’
Ik glimlach. Niet devoot genoeg. Hindert niet.
Met mijn eeuwige geloften, een paar jaar later, had Adriaan meer moeite. Uiteindelijk mompelde hij: ‘Eeuwig lijkt me wat aan de lange kant, zus. Maar gefeliciteerd, hoor.’
‘Zuster?’
Gewoon doorlopen. Deur open.
Het duurde vooral lang voor ik hem daarna los kon laten. Soms lijkt het alsof dat me nog steeds niet is gelukt.
‘Zuster!’
Vanavond is er maar een die me zo mag noemen.

[/su_expand]

Ik vond het echt fantastisch om aan dit verhaal te werken, het was lang geleden dat ik met zoveel plezier en zo serieus aan een tekst had gewerkt. En toen het verhaal af was, was ik er ook echt tevreden over. Ik denk omdat ik eindelijk weer eens iets geschreven had en echt gemaakt had wat ik wilde maken. Ik heb het ingezonden voor de wedstrijd, en ik was blij dat het werd genomineerd, maar eigenlijk had ik al gewonnen door het te schrijven. Dat klinkt heel zoetsappig en ik denk dat ik best teleurgesteld zou zijn geweest als het geen nominatie had opgeleverd, maar zo voelde het wel. Ik heb zeker in mijn tienerjaren heel veel aan schrijfwedstrijden meegedaan en genoten van het schrijven en het ontmoeten van mensen (na een tijdje waren dat vaak ook dezelfde mensen), maar toen vond ik winnen toch belangrijker dan nu. Het scheelde misschien ook een huwelijkscrisis dat M. ook was genomineerd.

Toen de genomineerden bekend waren gemaakt, kon er worden gestemd voor de publieksprijs. Enorm campagne voeren past niet bij mij, en ik was ook meer geïnteresseerd in het oordeel van de jury. Ik heb dus wel mijn verhaal laten lezen aan wat mensen, maar verder niet echt iets gedaan. En toen begon het lange wachten op de prijsuitreiking, want de organisatie bleef maar hopen dat het live zou kunnen en het uitstellen omdat dat niet was toegestaan. Totdat ze uiteindelijk besloten om toch een digitale prijsuitreiking te organiseren.

Ik wist niet zo goed wat ik me daarbij voor moest stellen, als thuiswerker met zo’n beetje de minste ervaring met videobellen van iedereen, maar ze hadden er iets heel feestelijks van gemaakt. Iedere genomineerde ontving een grote doos met lekkers van KAdECafé (M. en ik hadden er dus twee, mjam), er was muziek van local Emma Lou, het geheel werd vakkundig aan elkaar gepraat door biebheldin Karin Horst en familie, vrienden en bekenden konden meekijken en -luisteren. Ik geef meteen toe, dat laatste leek me helemaal niks en ik was dan ook not amused toen mijn moeder de link naar de bijeenkomst ongevraagd nogal enthousiast gedeeld bleek te hebben. Dat zullen de zenuwen geweest zijn, want alle genomineerden mochten hun verhaal voorlezen en hoe trots ik dan ook ben op mijn tekst, optreden lijkt alleen maar minder mijn ding te worden.

Het kostte wat moeite om de kinderen op tijd in bed te krijgen, maar om 19.30 uur zaten we er helemaal klaar voor. En toen was het natuurlijk alleen maar superfijn om bekenden te zien deelnemen, ik voelde hun steun echt. We wisten al vrij snel dat we beiden niets gewonnen hadden, want de prijswinnaars kwamen als laatst aan de beurt om voor te lezen. En natuurlijk was dat jammer, als je dan genomineerd bent, wil je winnen ook, en uiteraard hadden we de andere verhalen al aan een grondige analyse onderworpen (dat kon doordat ze online stonden in het kader van de publieksprijs) en ingeschat dat we best een kans maakten. Maar ik vond het helemaal niet zo erg als ik dacht dat ik het zou vinden. Ik genoot vooral van alle lieve reacties, van eens een keer iets anders ‘s avonds, van de heerlijke hapjes (niet alleen die avond, overigens, gezien de hoeveelheid). Het was echt alsof we even ergens anders waren.

Ik was erg blij met het commentaar van de jury. Ze zeiden dat het verhaal leven ademt en dat ze onder de indruk waren van hoe geloofwaardig en complex de broer-zusrelatie is neergezet in zo weinig woorden. Het decor vonden ze ook mooi. Hun enige kritiek was eigenlijk dat dit een te groot verhaal is voor duizend woorden. Het verdient simpelweg meer, zeiden ze. Wat ik beschouw als een enorm compliment. Niet als: je vertelt een verhaal dat niet geschikt is voor deze omvang. Maar als: we hadden nog veel meer willen lezen. Wat wil je nog meer als schrijver? Het was ook wel een opvallend statement, want tegen bijna alle andere genomineerden zeiden ze: het had strakker gekund. En tegen mij dus: het is te strak. Wat ik daarvan vind? Strak is het zeker. Dat was voor mij ook de uitdaging van deze wedstrijd. Duizend woorden is weinig. Je kunt aan mijn verhalen zien dat ik ook gedichten schrijf. Dat is in langere teksten een probleem, daarin moet de lezer ook af en toe even op adem kunnen komen en die opbouw heb ik nog steeds niet goed in de vingers, ik focus me vaak te veel op de taal en te weinig op het verhaal. Schaven aan kortere teksten ligt me beter en doe ik graag. En daarbij laat ik graag veel weg. In dit geval om binnen die duizend woorden te blijven, maar vooral ook omdat ik de lezer graag veel zelf laat invullen. Soms misschien te veel. Concreet voorbeeld: ik vertel in mijn verhaal weinig over het leven van Adriaan en benoem niet expliciet wat er met hem aan de hand is. Die ruimte had ik niet, maar ik wilde het ook niet. Dat is een heel bewuste keuze, maar als het een lezer niet lukt om dat uit het verhaal te halen, leidt dat, denk ik, tot een mindere leeservaring. Blijkbaar neem ik dan toch liever het risico dat mensen het niet begrijpen dan dat ik meer ga uitleggen. Tot op zekere hoogte dan, het is natuurlijk niet mijn bedoeling om de lezer helemaal buiten te sluiten, juist niet.

Ik schrijf in ieder geval verder, al weet ik nog niet waaraan allemaal.

#nietmijnboekenvak

Ik heb lang getwijfeld of ik iets moest schrijven over de vertaling van het werk van Amanda Gorman. Mocht je geen idee hebben waarover dit gaat: Amanda Gorman is de spokenwordartiest die heeft opgetreden bij de inauguratie van Joe Biden. De vertaalrechten van haar werk werden verkocht, en het leek uitgeverij Meulenhoff een goed idee als Marieke Lucas Rijneveld Gormans werk zou vertalen. Rijneveld is inmiddels een grote naam, ook internationaal, zo heeft die de International Booker Prize gewonnen.

Vervolgens ontstond er ophef. Rijneveld heeft geen enkele vertaalervaring en heeft zelf eerder aangegeven dat diens Engels zo slecht is dat die diens eigen boek niet eens kan lezen in vertaling. Daarnaast zijn er nogal wat verschillen tussen beide auteurs: Gorman is een zwarte vrouwelijke spokenwordartiest wier achtergrond een grote rol speelt in haar werk, Rijneveld is een witte non-binaire auteur met een totaal andere achtergrond. Diens stijl is ook compleet anders dan die van Gorman.

Aanvankelijk verdedigde Meulenhoff de keuze voor Rijneveld in een verklaring, maar de kritiek hield aan en daarop trok Rijneveld zich terug. Bij mijn weten is nog niet bekend wie nu de vertaling op zich zal nemen. Daarna reageerde Rijneveld op alle commotie met een gedicht, dat integraal werd afgedrukt voor op het boekenkatern van de Volkskrant, in meerdere talen werd vertaald (uiteraard niet door Rijneveld zelf, al was het maar omdat het gebruikelijk is om alleen naar je moedertaal toe te vertalen) en internationaal gepubliceerd.

Ik bekijk deze kwestie allereerst vanuit mijn vak, en dan valt meteen op hoe commercieel de keuze voor Rijneveld was. De bekende naam ging boven kwaliteit. Voor iemand die altijd gaat voor de beste tekst, is dat lastig te accepteren. Maar als je dan kiest voor de bekende naam, wees er dan maar gewoon eerlijk over. Doe niet alsof iedereen vanuit het Engels kan vertalen. Ik weet zeker dat Rijneveld achter de schermen geholpen had moeten worden door een ‘echte’ vertaler die slecht betaald zou worden en anoniem zou blijven. Scherm niet zo met dat Gorman en haar team de hele tijd achter de keuze voor Rijneveld zijn blijven staan. Ja, natuurlijk staan ze daarachter, die weten ook dat Rijneveld die prijs gewonnen heeft. Maar weten ze ook hoe slecht Rijnevelds Engels is? Dat die nog nooit iets heeft vertaald? Dat er in Nederland wel degelijk mensen rondlopen die op alle fronten geschikter zouden zijn? Zijn er allemaal beter gekwalificeerde mensen voorgesteld en Rijneveld, en zeiden ze toen: doe ons Rijneveld maar? Dan kun je zeggen: wie zijn wij om die keuze ter discussie te stellen? Het lijkt me echter sterk dat het zo is gegaan.

Daarnaast springt het verschil in kleur en achtergrond tussen de auteur en de beoogde vertaler natuurlijk in het oog. Al snel ging het voornamelijk daarover. En dat begrijp ik wel. Het boekenvak is erg wit, logisch dat mensen daarop wijzen, zeker wanneer een wit persoon voor de zoveelste keer ongelooflijk veel vertrouwen en krediet krijgt. Als iemand totaal niet gekwalificeerd lijkt voor een bepaalde opdracht en hem toch krijgt en aanneemt, gaan mensen zich afvragen hoe dat komt. Dit gaat over kansen, over macht. En dan lopen de gemoederen hoog op en wordt alles al snel uit zijn verband gerukt. Dan gaan mensen roepen of zwarte mensen dan ‘ook’ geen werk van witte mensen mogen vertalen (ik geloof niet dat iemand heeft gezegd: Rijneveld mag dit niet vertalen, want die is wit. Zo wel: niet mee eens). Dan wordt het non-binair zijn van Rijneveld ineens een enorm ding, want dat is ook een vorm van diversiteit! Dan gaan mensen roepen dat de mensen die kritiek hebben op de keuze voor Rijneveld gewoon jaloers zijn. Dan vinden mensen het zielig voor Rijneveld, want die is toch zo’n geweldige auteur en die bedoelt het toch allemaal zo goed. Dan duiken mensen op Gormans gedicht, kijk, ze schrijft hier toch zelf dat we onze differences aside moeten putten? Dan gaat het ineens over polarisatie en verzoening.

Het raakt mij niet direct, ik ben geen vertaler, ik ben geen zwarte spokenwordartiest, ik heb nog nooit voor Meulenhoff gewerkt, ik ken Rijneveld niet persoonlijk. Ik ken zelfs diens werk niet goed, want diens romans schijnen nogal gruwelijk te zijn, en dat is niets voor mij. Het kan voor mij prima een casus zijn zoals de casussen in colleges bij Literatuurwetenschap, die mij ooit op het spoor van dit prachtige vak zetten. Aan de andere kant, ik schrijf en ik werk in het boekenvak, dus in die zin raakt het me wel (dit klinkt misschien wat triviaal, maar toch niet trivialer dan ‘beiden ontvingen op jonge leeftijd internationale erkenning voor hun werk’, een van de argumenten waarmee Meulenhoff de verwantschap tussen Gorman en Rijneveld probeerde aan te tonen). Mijn eerste reactie op deze zaak was: als dit het boekenvak is, wil ik er niet meer bij horen. Ik ben echt teleurgesteld in bepaalde mensen en mechanismen. Maar ik weet als geen ander dat een minderheid de meerderheid nodig heeft. We moeten hier iets mee, hoe ongemakkelijk dat voor onszelf misschien ook is. Ik blijf me verzetten tegen diversiteit als synoniem voor etnische en culturele diversiteit, maar het moge duidelijk zijn dat het gebrek aan etnische en culturele diversiteit een groot probleem is.

De vele lovende reacties op het gedicht van Rijneveld vind ik bizar. Alsof die de zaak en diens reputatie daarmee gered heeft, en nog in zulke schitterende bewoordingen ook. De literatuur heeft overwonnen! Zien die mensen dan niet hoe ironisch het allemaal is? De chef Boeken die de kwestie eerst afdoet als ‘commotie die mensen met een normaal leven ontgaat’ en ‘geneuzel in de marge van social media’ en dan ineens de hele voorpagina van haar katern inruimt voor Rijnevelds gedicht. Al die mensen die riepen dat er niks van waar was dat sommige mensen meer kansen krijgen dan anderen, en dat dan de eerstvolgende kans gewoon weer naar precies dezelfde persoon gaat. Rijneveld zelf, die dit grote podium gebruikt om te schrijven dat die inziet wanneer het niet diens plek is (Margriet Oostveen stipt dit laatste aan in dit stuk, maar ik ben het verder nog nergens tegengekomen).

Wat Rijneveld kan, kan ik niet, maar toch ook weer wel.

Wijziging weigeren

Ik kom niet goed uit mijn woorden
ik heb dus makkelijk praten
ik ben zo schuw dat ik de kleinste schrik begrijp
en als het voordeel gaat naar wie het meeste twijfelt
kom maar door

het punt is alleen
bekijk de handen die nooit
opgeheven werden nog eens goed
er zitten meestal middelvingers aan

wij schrijven gedichten
kunnen we altijd nog zeggen
dat we het anders bedoelden

het punt is alleen
wij bepalen niet wanneer
die ergens achter wordt gezet

Finaleflarf

er is nog tijd genoeg

dertig geworden
direct gedronken

nu gaat het toch echt de verkeerde kant op
wat een heerlijke fase

zij heeft dat voor lief genomen
heeft ook een reputatie
fatsoenlijk te lanceren

en dat is al met al geen schande

—————-
Toch nog iets gemaakt van het commentaar van de WK-finale van de Leeuwinnen tegen Amerika, op 7 juli 2019. Ik vreesde al dat het lastig zou worden vanwege het tijdstip van de wedstrijd, en het viel inderdaad niet mee. Uiteindelijk liep ik zo’n twintig minuten achter op de live-uitzending, en vervolgens duurde het nog een paar dagen voor ik er een gedicht van had gemaakt. Ik vind het wel echt leuk om te doen, vooral om te proberen wat langere zinsdelen te gebruiken (dat lukte de vorige keer beter dan nu) en een verhaal te vertellen, het liefst een verhaal dat zo weinig mogelijk met sport te maken heeft.

Ook het commentaar bij deze wedstrijd was van Jeroen Elshoff. Voetbalflarf is een idee van Jelle Pieters (De Man met de Pen) en Kila van der Starre.

Voetbalflarf

wat heel laat op deze avond ook nog zou kunnen gebeuren

even wennen aan de stilte

schrik niet van de achtervolgers
bijna is ook nu niet helemaal
wat dat betreft dus geen paniek

er zijn zorgen
dat iedereen genoeg van elkaar afblijft
vandaar dat er nu eerst een gesprek gaat plaatsvinden

maar ook dat soort gevechten kunnen nog altijd gewonnen worden
straks, als het donker is

———–
In het kader van meer schrijven heb ik geprobeerd om een voetbalflarf te maken. Een flarf is een gedicht op basis van bestaande teksten, in dit geval het commentaar van Jeroen Elshoff bij de wedstrijd Nederland-Zweden van de Oranjeleeuwinnen op 3 juli 2019. Voetbalflarf is een idee van Jelle Pieters (De Man met de Pen) en Kila van der Starre. Je mag dus alleen zinnen en zinsdelen gebruiken die de commentator uitspreekt. Je mag knippen, plakken en schuiven, maar niets zelf toevoegen. Ik vond het erg leuk om het eens uit te proberen, je gaat er heel anders van naar het commentaar luisteren. Bij eerdere wedstrijden is het me niet gelukt om mee te schrijven, en met de finale zondag om 17.00 uur wordt het waarschijnlijk ook weer niks (iets met twee kinderen die van alles moeten en willen), maar gisteravond is het in ieder geval gelukt.

Podiumprent

Op de nieuwjaarsborrel van de Eemlandse schrijvers ontmoette ik Gemma Oosterhof. Gemma studeert aan de kunstacademie en heeft een maandelijkse rubriek op de site van Eempodium: Podiumprent. Ze vertaalt daarvoor een tekst naar beeld, en was dus op zoek naar teksten. Gemma bleek heel sympathiek en de voorbeelden van haar werk die ze bij zich had spraken me erg aan. Ik wilde dus heel graag een tekst aanleveren. Gelukkig leek Gemma dat ook een goed idee! Ik moest wel een paar maandjes wachten, want uiteraard waren er meer gegadigden voor dit leuke project.

Ik kwam voor juni op de planning te staan, en Gemma had zelfs al een tekst gevonden die haar aansprak: mijn gedicht ‘Plantsoen’. Ze vroeg nog wel om wat andere mogelijke teksten, en die heb ik haar ook gestuurd, maar ze bleef uiteindelijk toch bij ‘Plantsoen’. Des te beter. Ik vind het altijd heel bijzonder als iemand ‘iets doet’ met een tekst van mij, en ik heb natuurlijk best allerlei teksten die ik graag verbeeld zou zien, maar ik vond het vooral belangrijk dat ze koos wat ze wilde.

Gemma maakte een prachtige collage bij mijn gedicht, die je hier kunt zien. Ik ben erg blij met het resultaat!

Plantsoen

In een stad waar ik niet gewend ben
een dochter te zijn
maken vrouwen zich op
voor de avond.

Langs de ramen gaat een parade
van zwikkende enkels. Ik vraag me af
wie van ons het eerste in de goot verdwijnt,
hoe je huissleutels het beste
uit putten kunt vissen en dan ook maar meteen
hoe je hoop kunt putten uit drab.

Ik versnipper mezelf in het natte gras.
Achteraf verwissel ik vuilniszakken
met bergplaatsen voor medelijden.

Optreden

Op 6 november 2016 trad ik voor het laatst op. Ik schreef er hier iets over. Ik was hoogzwanger en ik herinner me dat de organisatoren vroegen wanneer ik uitgerekend was en daarop een beetje deden alsof ik nog zeeën van tijd had, alsof het overdreven was dat ik had gezegd te zullen komen, tenzij de baby dan al geboren zou zijn.

Nu dacht (hoopte?) ik zelf ook steeds dat ik nog zeeën van tijd zou hebben. Ik voelde me heel goed en genoot erg van mijn verlof. Eerste baby’s worden gemiddeld het vaakst geboren tussen 40 en 41 weken zwangerschap. Ik was het laatst uitgerekend van iedereen van de zwangerschapscursus, om de een of andere reden was ik ervan overtuigd dat we die volgorde zouden aanhouden. Nou, en iedereen was nog zwanger, dus voorlopig was ik heus nog niet ‘aan de beurt’. Toen ik vrijdagavond laat weeën kreeg, terwijl ik de maandag daarop ‘pas’ uitgerekend zou zijn, was mijn eerste reactie dan ook: Hè, nee, niet nu al! Ik wilde heus wel dat onze baby uiteindelijk geboren zou worden, maar zou het helemaal niet erg hebben gevonden als het nog een weekje langer had geduurd.

Goed, die zaterdagavond was er dus een baby. Die binnenkort ineens jarig is. Het afgelopen jaar heb ik weinig geschreven en helemaal niet opgetreden. Ik ben nergens voor gevraagd en ook zelf niets geregeld. Of nee, dat is niet helemaal waar: ik had me voor één gelegenheid aangemeld, maar uiteindelijk bleek ik daarbij als ‘gepubliceerd auteur’ in een andere categorie te vallen, namelijk in de categorie die zich niet zelf kon aanmelden maar eventueel zou worden uitgenodigd. Wat dus niet gebeurde.

Ik heb het niet gemist. Zo. Daar staat het. Dat komt goed uit, want men heeft mij ook niet gemist. Ik krijg wel regelmatig de vraag of er een tweede bundel komt. Voorlopig niet, die kan ik nog lang niet vullen en de uitgever van mijn debuut is gestopt met het uitgeven van poëzie. Ik heb zeker nog wel ideeën voor blogs, gedichten en andere teksten, maar ik heb weinig zin om me bezig te houden met waar ik mijn gezicht moet laten zien en hoe ik me moet presenteren. Met mijn zenuwen. Met waarom sommige dingen maar niet lukken, wie er allemaal meer bereiken en waarom. Ik schrijf dit niet om te laten zien hoe goed en onafhankelijk ik wel niet ben, want het lukt me vaak helemaal niet om dat soort dingen los te laten. Maar niet alles kan, en zeker niet alles kan nu meteen. Optreden heeft kennelijk op dit moment voor mij helemaal geen prioriteit. Ik weet eigenlijk wel zeker dat dat een flink nadeel is bij het verwezenlijken van mijn ambities, maar dat is dan maar zo.

Therapeutisch schrijven

Ik denk dat mensen vaak beginnen te schrijven om dingen te verwerken. Dat gold in ieder geval voor mij toen ik begon met schrijven. En het hielp. Het schrijven en het wereldje waar ik in terechtkwam, het wereldje van de poëzie en de (jongeren)schrijfwedstrijden. Veel fijne mensen ontmoet en veel leuke dingen gedaan.

Vanaf dat moment neem ik schrijven serieus. Dat wil niet zeggen dat het niet meer fijn of helend kan zijn, maar wel dat ik werk aan mijn teksten. Ik wil mijn werk delen, publiceren. Dit heeft twee jaar geleden ook geleid tot mijn debuutbundel. Ik schrijf nog steeds veel over gebeurtenissen uit mijn eigen leven, maar ik hoop dat mijn werk mijn persoonlijke ervaringen kan overstijgen, dat anderen erdoor geraakt worden, zich erin herkennen enzovoort. Ik gebruik mijn eigen leven nu meer dan dat ik er verslag van doe.

Therapeutisch schrijven heeft geen beste reputatie, waarschijnlijk dankzij mensen die hun dagboeken bij uitgeverijen door de brievenbus gooien en verwachten dat die integraal worden gepubliceerd, maar zo erg hoeft het dus niet te zijn. ;)

Een tijdje geleden had ik een gesprek met iemand die me vroeg te reageren op een bijzonder slecht gedicht. Hij vond het zelf duidelijk heel mooi en treffend, ik hoop maar dat hij het niet zelf had geschreven. Noem het beroepsdeformatie, maar ik kon dat dus niet serieus nemen. Ik werd zo afgeleid door de belabberde vorm dat ik geen behoefte had om over de eventuele boodschap te praten. En hij begreep niet waarom niet, vond het volgens mij ook echt vervelend dat ik er niet zo van onder de indruk was als hij.

Natuurlijk kunnen woorden van anderen helpen, maar deze niet. Niet voor mij, in ieder geval. Niet meer, misschien. Eerlijk is eerlijk, er zijn zeker tijden geweest waarin ik het liefst zo veel mogelijk over boeken praatte en mensen zo veel mogelijk verhalen liet vertellen om zelf maar niet aan bod te hoeven komen. Ik sluit niet uit dat ik hem op mijn zestiende om een kopietje van het gedicht zou hebben gevraagd.

Maar ik ben (gelukkig) geen zestien meer. Daarnaast bleef deze persoon maar zeggen dat ik ‘dingen van me af moest schrijven’. Ik had hem moeten vragen wanneer ik dat volgens hem had moeten doen. Ik heb geprobeerd hem uit te leggen waarom dat voor mij nog niet zo makkelijk is. Door mijn werk, doordat ik ook zeer kritisch ben op mijn eigen teksten. Ik probeer soms best iets voor me uit te typen (meestal moet ik dan een timer zetten om te voorkomen dat ik meteen aan het redigeren sla), maar ik weet inmiddels dat er pas teksten komen waar ik echt iets mee kan als de scherpste randjes eraf zijn. En dat vind ik niet erg. Ook dat begreep hij niet.

Dit was iemand die vanuit zijn functie, vind ik, een poging had moeten doen het te begrijpen. Er speelde helaas nog het een en ander tussen ons, waarvoor hij geen enkele verantwoordelijkheid nam. Als kers op de taart van dit toffe contact belde hij me op een gegeven moment speciaal op om me terecht te wijzen. Ik houd het bewust een beetje vaag omdat ik nog niet precies weet wat ik hierover kwijt wil, maar ik had eerder iets verwacht als: ‘Goh, klopt het dat je onze afspraak hebt afgezegd? Wil je nog een nieuwe afspraak maken? Hoe gaat het met je? Wat vervelend dat je dat zo hebt ervaren. Wat kan ik doen om dit te verbeteren?’ Het was al met al behoorlijk bizar en zo iemand mag lekker mijn leven weer uit.

Ik voelde me overvallen en teleurgesteld, maar uiteindelijk vooral ook erg geïrriteerd. Zoals je wellicht merkt. :) Vandaar dat ik er maar een blog over schrijf, hoe therapeutisch! Ik weet niet zeker of ik er op de lange termijn goed aan heb gedaan om het zo af te kappen, maar ik denk dat het ook anders zou moeten kunnen. Dat het anders had moeten gaan, eigenlijk.

Ondanks de gang van zaken heb ik er kracht uit gehaald. Hij bepaalt niet of, wanneer en hoe ik ergens over schrijf. Niemand. Ik weet nog dat de kraamverzorgster na enkele dagen vroeg of ik de bevalling had verwerkt (en dat ik dan ‘ja’ zou zeggen en zij dat af kon vinken, ik vrees dat dat echt haar idee was, want ze was helaas nogal van de lijstjes). Mijn bevalling ging prima, ik kijk er positief op terug, maar deze vraag kwam voor mij wel heel snel (ik bedoel, het was wel een bevalling en daarna heb je dus een baby). Ik zei: ‘Nee, ik moet er ook eerst nog over schrijven.’ Er moest achteraf gezien veel te veel in mijn kraamtijd, misschien schrijf ik daar nog weleens iets over hier, maar dit wilde ik wel echt zelf. L. had het ons aangeraden en ik wist van tevoren al dat ik het wilde doen. En ik ben blij dat ik het heb gedaan.

Waarschijnlijk kun je dat ‘van je afschrijven’ noemen. Maar als ik wil wachten tot ik ergens een gedicht over kan schrijven, dan doe ik dat ook. Ik doe het op mijn moment en op mijn manier.

Afgelopen week heb ik hard aan zo’n gedicht gewerkt. Ik wil er iets mee proberen te doen, dus ik deel het vooralsnog niet op mijn blog, maar ik voel me er goed bij. En toen bedacht ik dat het schrijven zelf ook therapeutisch is voor mij. Juist niet zomaar wat in het wilde weg typen, maar het kauwen op ieder woord. Het feit dat ik de volledige controle heb over wat ik vertel, ook als ik geen enkele controle heb gehad over de gebeurtenissen waarover ik vertel. Dat het materiaal kan worden. Mijn materiaal.