Contract

contract

Ik had het eigenlijk nu pas willen vertellen. Dat was het oorspronkelijke idee, wachten op het contract. Want je weet maar nooit. Of, als je mij bent: het zal wel weer niet doorgaan. Nu had ik eigenlijk geen reden om aan te nemen dat het niet door zou gaan. Steeds minder. Want ondertussen werd (en wordt) er hard gewerkt aan de bundel en alles daaromheen. Ik wist al dat het ‘gewoon’ het Modelcontract zou zijn, en wanneer dat ongeveer mijn kant op zou komen.

Uiteindelijk bracht ik toch het nieuws vast, en dat was ook goed. Maar nu is het contract er ook echt! Vrijwel iedereen wist het inmiddels al, en het ondertekenen en terugsturen was op zichzelf ook niet heel bijzonder. Alles wat erin staat was al afgesproken, maar in het contract staat het allemaal nog eens opgesomd: de titel (waarover later meer), de deadline, hoe mijn naam in het werk vermeld zal staan. Niet dat ik een of ander vreemd pseudoniem gekozen heb, maar meer het idee: er zal dus een werk zijn waarin mijn naam vermeld zal staan! Dat de uitgever zich verplicht het werk binnen twaalf maanden uit te geven en belooft er zorgvuldig mee om te gaan, daar komt het zo’n beetje op neer. O, en hoe het zit als iemand er een toneelstuk of een film van wil maken. En nog zo wat van die dingen die met een dichtbundel toch nooit gaan gebeuren (maar je kunt ze maar vast vastgelegd hebben!).

Behoorlijk indrukwekkend, toch wel. En dat terwijl ik het Modelcontract dus al kende. Ik heb zelfs een heel vak moeten volgen over auteursrecht (tot mijn verbazing vond ik dat heel interessant, ik heb nooit overwogen om rechten te studeren, maar het is genuanceerd en talig, in die zin past het bij me). Het voelt toch anders als het over je eigen werk gaat. Beter!

Tussen alle deadlines door dus bewust even tijd genomen om hierbij stil te staan. Dat schiet er bij mij vaak bij in. Druk, overdreven, focus op wat nog beter had gekund. Maar als je dit al niet viert, wat dan wel?

Het nieuws brengen

Ik had dus een fijne dag in Antwerpen. Maar ik had nog steeds bijna niemand over mijn bundel verteld. Een van de mensen die ik het wel verteld had, was vriendin S., meteen na die lunch. S. zei dat ze al zo’n vermoeden had, maar dacht dat ze het vanzelf wel zou horen (zo fijn als mensen me mijn eigen moment laten kiezen!). En ze deelde haar eigen bijgeloof met me, dat precies andersom bleek te werken dan het mijne: zij vertelde zoiets juist aan zo veel mogelijk mensen, ‘want als zoveel mensen het weten, moet het haast wel doorgaan’. Verfrissend :)

De dagen erna had ik ook veel aan die zienswijze. Ik had op dat moment nog altijd niet besloten wanneer ik het dan wél aan iedereen ging vertellen. Ik wist dat ik erover wilde gaan bloggen en ik had ook al een aantal blogs in voorbereiding, maar dat was het dan ook. Inmiddels wist ik dat mijn collega-dichter totaal geen last had van mijn issues op dit punt: ruim voor de lunch had zij al overal op internet bekendgemaakt dat haar bundel zou gaan verschijnen bij Voetnoot. Dat mag ze natuurlijk helemaal zelf weten. Wel zag ik de bui al hangen: er waren wat foto’s gemaakt bij de lunch.

En inderdaad, ik was nog onderweg naar huis vanuit Antwerpen toen iemand me al feliciteerde met mijn bundel. Hij had mij herkend op een van de foto’s, de collega-dichter gevraagd of ik haar bundel ging redigeren, waarop zij had gezegd dat mijn bundel ook bij Voetnoot uitkwam. Dat neem ik haar niet kwalijk, wat had ze anders moeten zeggen?

Het was alleen niet helemaal (of eigenlijk helemaal niet) hoe ik het nieuws had willen brengen. Ik wil dit heel graag en het heeft voor mijn gevoel erg lang geduurd voor het lukte, daar maak ik geen geheim van. Dan mag het (oké, voor mijn doen) ook best groots aangekondigd worden. Het werd dus tijd om de bundelblogs online te gaan zetten en het te vertellen.

Het is niet zo dat nu ineens alle twijfels weg zijn. Het hoort ook wel bij mij om zo lang mogelijk over alles te twijfelen, ook over dingen die ik niet (meer) kan veranderen. Mijn eerste reactie op alle leuke en lieve reacties op mijn bundelnieuws was dan ook: Als het nu toch niet doorgaat, dan heb ik dit in ieder geval vast meegemaakt. Ja, ik word soms ook heel moe van mezelf. Iemand die ik over mijn aanvankelijke argwaan vertelde, zei: ‘Ging je nu twijfelen omdat ze jouw gedichten góéd vonden?’ Dan kan ik er ook wel weer om lachen, want dat slaat inderdaad nergens op.

Verder doe ik alles wat ik kan doen om ervoor te zorgen dat het gewoon wél doorgaat (vooral nadenken en schrijven), en in de tussentijd probeer ik zo veel mogelijk van alles te genieten. Hopelijk kan ik in de toekomst nog meer publiceren, maar er zal maar één eerste bundel zijn.

En dat dat zo veel mensen iets uitmaakt, dat had ik niet verwacht. Ik ben iedereen die de moeite heeft genomen om iets te laten weten enorm dankbaar. ♥

’t Stad

IMG_1737

Zomaar op een doordeweekse dag naar Antwerpen. Daar kun je mij heel blij mee maken. Alleen is de reden meestal ‘in Antwerpen zijn’.

Niet altijd, met collega’s van de uitgeverij waar ik werkte zijn we er een keer naar een boekpresentatie geweest. Aanvankelijk konden we de locatie van de boekpresentatie niet vinden, dus een collega vroeg de weg… aan acteur Axel Daeseleire, die daar toevallig liep. Ik was de enige die hem herkende, dus ik stond er met open mond naast, vrees ik. Overigens legde Axel heel vriendelijk uit hoe we moesten lopen.

Ik won er twee schrijfwedstrijden. Toen MAZ net was opgericht en ik een prozaprijs kreeg voor mijn ‘stukjes’. Ik weet nog steeds niet of het proza is, maar toen besefte ik wel voor het eerst dat het misschien iets kon worden. Later won ik de eerste prijs voor mijn gedichten op een avond in de Permeke-bibliotheek. Er waren liedjes in het West-Vlaams waar ik niet veel van verstond en de prijs bestond deels uit een boekenpakket. Ze lieten dat met veel gevoel voor drama in een soort kist aan touwen neer vanaf een hogere verdieping. Volgens de presentator was het de bedoeling dat ik het uit de kist zou halen en triomfantelijk in de lucht zou houden. Nu was dat boekenpakket nogal enorm, de kist nogal diep en ik nogal slap. Oftewel: ik kreeg het er niet uit getild :)

Dit keer was de reden een lunch met de mensen van Voetnoot, de uitgeverij waar mijn bundel zal verschijnen. (Dat had ik nog niet eens gezegd, toch? Wat een waardeloze verdeling van informatie.)

Goed, op naar Antwerpen dus. Ik arriveerde er ruim op tijd, want je weet het maar nooit met de treinen. En inderdaad miste ik in Rotterdam bijna mijn aansluiting. Ik had eigenlijk nog wel wat leeswerk te doen, maar vanaf Rotterdam zat ik in de coupé met twee ex-medewerkers van de Spoorwegen, die uitgebreid bespraken wat er allemaal mis was met de Spoorwegen, de man van de nicht van die ene (‘Tja, ik vind het maar een lelijk ventje, maar zij is er gelukkig mee’) en de gezondheid van die andere. Wisten jullie dat je niet alleen een kaliumtekort kunt hebben, maar ook een te hoog kaliumgehalte? Nee, ik ook niet. En die man tot voor kort ook niet, maar hij had het. Het duurt ruim een uur om vanuit Rotterdam in Antwerpen te komen.

Het was natuurlijk geen straf om ruim op tijd in Antwerpen te arriveren (en verlost te zijn van die ex-medewerkers, die overigens geen ander doel leken te hebben dan met de trein op en neer te gaan naar Antwerpen…). Ik had nog tijd genoeg om rond te wandelen en om naar een van mijn favoriete plekken in Antwerpen te gaan: de St. Anna-tunnel, de voetgangerstunnel onder de Schelde. Ze hebben er houten roltrappen uit de jaren dertig! En het uitzicht aan de andere kant is zo mooi! Ik zag allemaal mensen door de tunnel hardlopen en ik was gewoon jaloers, omdat zij daar blijkbaar in de buurt woonden.

De lunch zelf (met de uitgevers, de redacteur en een andere dichter van wie de bundel bij Voetnoot verschijnt) was heel aangenaam. Ik geloof dat ik bij sommige mensen door mijn twijfels en terughoudendheid per ongeluk de indruk had gewekt dat het om een belangrijk sollicitatiegesprek ging, maar zo was het helemaal niet. Het was heel informeel en gezellig, met lekker eten.

Na de lunch had ik nog met S. afgesproken, een vriendin die nu weer in België woont. Het was superleuk om haar weer te zien en we konden zelfs voor het eerst dit jaar in de zon op een terras zitten (het was begin maart, dus wel met onze jassen aan, maar toch). En ik kwam geluk brengen, want de dag erna hoorde ze dat ze die ene geweldige baan gekregen had.

Het was een goede dag.

Gesprek

Het einde van mijn vorige blog was nu eens niet als cliffhanger bedoeld. Mijn redacteur bestond echt, onze afspraak ging door en ze zei niet dat het helaas toch niks kon worden. Het werd alleen wel erg lang voor een blog, vandaar de knip.

Ik vond het heel fijn om met iemand met kennis van zaken over mijn teksten te praten. Niet dat ik normaal gesproken nooit iemand met kennis van zaken tegenkom en stuurloos ronddobber, dat niet. Er is eigenlijk altijd wel iemand in de buurt die er even naar kan kijken. Dat is een groot goed, dat weet ik, dat zie ik aan de schrijvers die ik voor mijn werk mag begeleiden. Maar ik maak er toch niet zo vaak gebruik van. Omdat die mensen volgens mij wel wat beters te doen hebben. En ja, toch ook wel omdat het niet leuk is om kritiek te krijgen als je ein-de-lijk weer eens iets geschreven hebt. Maar nu ‘mag’ het. Of eigenlijk moet het. Nu leidt het ergens toe.

Als auteur ben ik best lastig, denk ik. Niet omdat ik mensen uitscheld per telefoon. Ook niet omdat ik grammaticafouten weiger te verbeteren met het argument: ‘Dat is mijn persoonlijke stijl.’ Dat soort dingen, meegemaakt als redacteur, maken me misschien juist een makkelijkere auteur. Maar ik kijk natuurlijk wel kritisch naar wat iemand doet. Ik vind natuurlijk wel óveral iets van. Ik neem natuurlijk niet zomaar iets aan.

Ondanks het feit dat mijn redacteur bij mij aan tafel zit, zit ik nog steeds een beetje in mijn ‘O, maar gaat het door dan?’-fase. Dat moet echt heel irritant zijn (ik vind het zelf in ieder geval heel irritant), maar mijn redacteur kan er wel om lachen en vraagt of ze me even zal knijpen. Ze vertelt dat ze helemaal niet getwijfeld heeft over mijn werk, ze verwachtte eigenlijk ook dat ik verder nog nooit iets naar een uitgever gestuurd had. Dat is helaas niet bepaald waar, maar dat doet er nu even niet toe. Nu is nu, en nu is er iemand die niet twijfelt.

Ik heb een keer een discussie gehad met iemand die vond dat ik nooit mocht zeggen over schrijfgerelateerde dingen dat het gezellig was, want dat zou niet professioneel staan. Dat vind ik nog steeds zo’n onzin. Gezelligheid (enthousiasme, humor) maakt het werk gewoon veel leuker, voor iedereen. Niet dat je het moet gaan lopen faken (dan werkt het juist weer niet, denk ik), maar mensen nemen gewoon eerder dingen aan van een aardig, positief iemand. Ik vond het heel gezellig.

Er zijn zeker dingen die ik van mijn redacteur aanneem. Ik heb het idee (en dat is een heel fijn idee) dat ze ziet wat ik met mijn gedichten wil. Ze gelooft erin en ze is scherp. Ze wijst een paar gedichten aan die ze minder sterk vindt en weet ook goed uit te leggen waarom. Die gedichten heb ik inmiddels stuk voor stuk geschrapt. En ze weet me te behoeden voor een paar van mijn diepste valkuilen. Ik wil soms té leuk zijn. En ik kan sentimenteel zijn, dat ik net een stap over die grens zet.

Ik ga naar huis met een goed gevoel en een heleboel om over na te denken. Het is januari, dus daar is ook tijd voor.

Kanten

Het vertrouwen in een goede afloop begint te komen. En toch ook weer niet. Ik kan het eigenlijk nog steeds niet echt geloven. Ik wil dit al zó lang, zou het dan nu echt gaan gebeuren?

Ik ben ergens wel heel blij en trots, maar ik vertel het behalve aan Marleen nog aan niemand. Als ik het nu al aan allerlei mensen vertel, gaat het vast alsnog niet door, denk ik (hoi, bijgeloof!). Ik wil niet straks aan iedereen moeten vertellen dat het toch niet doorgaat.

Ik ben ook bang dat sommige mensen het niet zullen begrijpen, dat ze zullen zeggen dat ik nog had moeten wachten of dat ik toch voor een grote, bekende literaire uitgeverij had moeten gaan. Ik sta achter mijn keuze, ik wil niet veel langer wachten en ik geloof niet dat er grote, bekende literaire uitgeverijen zijn die voor mij wilden gaan, maar ik heb vooral geen zin om daarover te speculeren of discussiëren. En dus vertel ik nog niks.

En dat houd ik vervolgens maanden vol. Zonder al te veel moeite, tot mijn eigen verbazing. Waardoor het allemaal best raar is. Aan de ene kant werk ik aan een BUNDEL. Dat alleen al vind ik raar. Het heeft wel altijd in mijn hoofd gezeten als ‘dat is wat ik uiteindelijk met mijn gedichten wil/ga doen’. Maar ik was nooit heel concreet bezig met de bundel zelf. Te confronterend misschien voor als het niet zou lukken. Nu is dat anders. Ik denk serieus na over welke gedichten er wel in moeten en welke niet, ik herschrijf en ik probeer nieuwe gedichten te schrijven. Ik probeer weer tijd te maken voor mijn eigen werk, in plaats van dat het ergens na al mijn redactiewerk en het leven komt.

Aan de andere kant lijkt het idee dat er echt een bundel zal komen nog even onwaarschijnlijk als eerst. Vaak heb ik er ook helemaal geen tijd en aandacht voor. Binnen drie weken zijn er twee crematies, ik ben verdrietig en moe. Ik weet niet zo goed wat ik wel en niet kan eten (mijn cholesterol is erfelijk verhoogd en ik moet kijken of het genoeg helpt als ik mijn voeding aanpas), ik ben chagrijnig omdat ik het idee heb dat ik bijna niks meer kan eten, mensen zeuren over dat ik niet te dun moet worden, de feestdagen komen eraan enzovoort enzovoort.

Ik neem kerstvakantie en dat lost sommige dingen enigszins op. Daarna heb ik een afspraak met de redacteur in Amsterdam. Met enige regelmaat zit ik aan de andere kant van de tafel. Als freelancer minder vaak dan wanneer ik nog bij een uitgeverij zou werken, maar toch. Stiekem vind ik het soms wel fijn om een geredigeerde tekst terug te kunnen sturen naar de bureauredacteur. Mijn werk zit erop, regel jij het verder maar met de auteur of vertaler. Nu richt ik me sinds een tijdje naast het redigeren wat meer op schrijfcoaching, en dus heb ik weer wat meer contact met auteurs. Ook heel leuk! Maar ik dwaal af. Dit soort gesprekken ken ik, wilde ik zeggen. Het maakt daarbij natuurlijk wel uit aan welke kant van de tafel je zit. Het blijft spannend als iemand dingen over je werk gaat zeggen, zeker als je diegene nog niet kent. Niemand hoeft mij het belang van redactie uit te leggen, maar dat wil niet zeggen dat ik het ontzettend makkelijk vind.

De uitgeverij is zo klein dat mijn redacteur (altijd al eens willen zeggen, mijn redacteur) ook een freelancer is. Dat schept een band! We spreken af in Amsterdam. Ik heb er echt zin in. Ik print mijn gedichten uit en vertrek, vol goede moed.

Meer mailtjes

Ik vind het maar een vreemd mailtje. De redacteur schrijft dat ze vergaderd hebben over de uitgaven van volgend jaar en dat het ze leuk lijkt als ze met mij tot een uitgave kunnen komen. Of ik nog meer gedichten heb die daarvoor in aanmerking komen. Groeten.

Hè? Ik heb maar vijf gedichten gestuurd. Hoe kunnen ze zoiets belangrijks nu beslissen op basis van vijf gedichten? Ze horen eerst om meer te vragen voor ze dit soort dingen zeggen. Ze horen eerst koffie met mij te drinken, want ze kennen mij nog helemaal niet. En dan daarna te zeggen dat het helaas toch niks kan worden.

Maar goed, je weet maar nooit. Ik reageer vrij pragmatisch, het is in ieder geval geen afwijzing! Ik heb nog wel (iets) meer gedichten dan vijf, dus die mail ik. En ik zeg toch maar dat mij dat ook leuk zou lijken (dat is op zich ook zo) en vraag wat de volgende stap is.

In haar volgende mail begint de redacteur over een contract. Ze schrijft dat het de bedoeling is dat mijn bundel in september of oktober uit gaat komen. Dat we nog wel een keer af zullen spreken om mijn gedichten te bespreken, maar dat ze al gezien heeft ‘dat er weinig aan hoeft te gebeuren’. Dat ze zich op de samenwerking verheugt.

Wacht even. Ze doet net alsof het allemaal hoe dan ook doorgaat. Spring ik nu een gat in de lucht? Niet bepaald. Ik krijg vooral enorme argwaan. Dit gaat ineens wel erg snel en makkelijk. Ik kan alleen nog maar denken aan van die schimmige bedrijfjes die zich vermommen als uitgeverij en dan naïeve amateurschrijvers erin luizen. Daar verschijnen regelmatig topics over op Schrijven Online. Aanvankelijk zijn die mensen dolgelukkig: hoera, iemand wil hun boek uitgeven! Dan blijken ze die ‘uitgeverij’ flink te moeten betalen, wordt hun boek inclusief honderdduizend spelfouten gedrukt, moeten ze verplicht tig exemplaren afnemen en is het nergens te krijgen. En dat is dan nog in het beste geval, als de ‘uitgever’ er niet inmiddels vandoor is met het geld zonder ook maar iets te doen voor de auteur in kwestie…

Ja, die dingen gebeuren, maar geen zorgen. Ik kan nadenken en ik weet zo’n beetje hoe het werkt in het boekenvak, dus ik heb dat meteen door. Toch? Dat ligt eraan. Als dit zo’n bedrijf is, heb ik ze nietsvermoedend gecontacteerd. Het lijkt me eigenlijk van niet, de site ziet er prima uit en de uitgeverij wordt genoemd op de site van de CPNB. Maar het is ook crisis en er zijn steeds meer tussenvormen, uitgeverijen die auteurs om eigen bijdragen vragen en zo. Zou dit zoiets zijn? Ook daar zit ik niet op te wachten.

Als ik vragen heb, mag ik ze gerust stellen, schrijft de redacteur ook nog. Tja. Zoals ik vorige keer al schreef, is het mijn talent om irritatie op te wekken bij mensen die ik over dit soort zaken mail. Ik moet dus even heel goed nadenken over hoe ik dit ga brengen. Zodat ik erachter kom hoe schimmig ze zijn, maar ze niet beledigd zijn als ze níét schimmig blijken te zijn.

Ik wil nog steeds per se alleen regulier, omdat ik nog altijd denk dat dat erin zit. Al denk ik tegelijkertijd dat deze uitgeverij haast niet regulier kán zijn, juist omdat ze zo enthousiast reageren… Uiteindelijk besluit ik vrij rechtstreeks te informeren of ze regulier zijn. Het heeft tenslotte ook geen zin als we elkaars tijd gaan zitten verspillen. Aangezien ik vaak arroganter overkom dan ik bedoel, probeer ik wel zo goed mogelijk uit te leggen waarom ik het vraag. Ik schrijf dus eerlijk dat ik al wat afwijzingen op zak heb en dat ik daardoor niet zo goed weet wat ik hiermee moet.

Gelukkig vat de redacteur het niet verkeerd op. Integendeel, ze begrijpt mijn vraag en neemt de moeite om van alles over regulier uitgeven uit te leggen. Ze beschrijft wat het Modelcontract inhoudt, hoe het zit met de verkrijgbaarheid van boeken. Ik weet dat al, maar zij weet waarschijnlijk niet dat ik dat weet, en ik vind het hoe dan ook erg sympathiek. Onder het glimlachen hierover begint er langzaam iets tot me door te dringen: ze zijn dus wel degelijk regulier.

Reactie

De impulsieve mail wordt beantwoord. Nog dezelfde dag. Dat mijn gedichten doorgestuurd zijn naar de poëzieredacteur. Ik ben optimistisch, want hoe vaak gebeurt het niet dat ik helemaal niks hoor? Vaak, heel vaak. En dan ben ik ook nog zo iemand die mensen probeert ‘daarin op te voeden’. Die dan dus nog eens mailt om te vragen of ze al meer weten. Ik raad het je niet aan. Ik vind wel dat mensen in ieder geval de moeite zouden kunnen nemen om terug te mailen, maar ik heb er al een paar keer absoluut geen vrienden mee gemaakt. Op z’n zachtst gezegd. Hoe beleefd ik ook ben. Hoewel er ook een keer excuses en een publicatie uit voortvloeiden omdat ze me oprecht vergeten waren. Dus misschien heeft het toch zin. Soms.

Hoe dan ook, ik heb een ontvangstbevestiging, dus voorlopig hoef ik niets te doen. Ik blijk ook even gemist te hebben in welke stad de uitgeverij gevestigd is. Niet heel handig vanuit mijn woonplaats, maar het is wel een stad waar ik veel mooie herinneringen aan heb, ook in combinatie met schrijven. Ik vrees dat ik sowieso wel aanleg heb voor bijgelovigheid, maar in dit geval zeker. Ze mailen terug en ze zitten in die stad! Twee gunstige voortekenen!

Alleen hoor ik vervolgens maandenlang niets. Op zich gaat het wachten me ongekend goed af. Ik laat het los, ik heb zoveel andere dingen aan mijn hoofd dat ik niet eens echt aan het wachten ben. Als ik eraan denk, denk ik er echter nogal negatief over. Zie je wel, het gaat weer net als al die andere keren. Je hoort gewoon weer niks. Als ze enthousiast waren, had je nu allang iets gehoord. Hoogstens mailen ze nog eens iets van ‘ja, heel leuk, hoor, je hebt talent, ga zo door, maar wij hoeven je niet’ en dan is dit ook weer mislukt. En dan?

De aandacht trekken van uitgeverijen was nooit echt een probleem. Ik bedoel dat niet arrogant, zo ging het gewoon. Ik kende mensen, mensen die ik kende kenden mensen, hadden goede ideeën en hebben ongelooflijk met mijn werk geleurd, vaak zelfs zonder dat ik het ze vroeg. Heel lief en bijzonder. En bijna iedereen bij die uitgeverijen was even aardig en welwillend (dat wil zeggen, als ik er nog iets van hoorde ;)), maar welwillendheid wordt niet automatisch een bundel. Op een gegeven moment wist ik het ook niet zo goed meer. Concrete feedback bleef grotendeels uit. Uitgeverij A zei: ‘Wat heel goed is aan jouw werk, is dat je echt een eigen stem hebt.’ Uitgeverij B zei: ‘We missen nog een beetje een eigen stem.’ Echt waar.

De twijfel is groot. Misschien ben ik toch niet goed genoeg. Jawel! Maar waarom lukt het dan niet? Toch wacht ik af. Ze hebben me nog niet afgewezen, dus ik maak nog kans. Hoe klein die kans ook is. Hoeveel maanden zijn er inmiddels verstreken? Misschien moet ik toch nog eens mailen?

Ineens is het al 1 december. De baby van het dekentje wordt geboren (dit weet ik nog niet meteen) en ik voer een erg moeilijk telefoongesprek, waardoor ik na weken stressen weer wat opluchting kan voelen. En er zit een mailtje in mijn inbox.

Ontwikkelingen

Veel mensen zeggen tegen mij dat ik nog tijd genoeg heb om te publiceren. Daar ben ik het op zich wel mee eens. Ik hoop het in ieder geval. Ik zal andere mensen ook altijd adviseren om er de tijd voor te nemen. Tegelijkertijd begin ik zo langzamerhand toch een beetje haast te krijgen. Ik ben al meer dan tien jaar serieus met schrijven bezig. De eerste jaren was het totaal niet op niveau, maar ik wil er wel al vanaf het begin iets mee, dus het lijkt nu wel erg lang te duren allemaal. Sommige tijdschriften en optredens lukken, maar dat debuut komt er maar niet.

Ik ken veel dichters/schrijvers van mijn leeftijd (of jonger) en de een na de ander krijgt bundels en boeken. Soms ben ik daar echt jaloers op. Ik denk er een paar keer dichtbij te zijn, maar toch lukt het niet. Ik begrijp niet waarom. Hoeveel beter moet ik nog worden en kan ik dat wel? Heb ik gewoon extreem weinig geluk? Komt het omdat ik niet in Amsterdam woon/niet van feestjes, borrels, netwerken en dat soort houd/nooit het NK Poetry Slam zal winnen? Wie zal het zeggen?

Ik vind het steeds lastiger om oprecht blij te zijn voor mensen. Om nieuwe dingen te maken en te genieten van de dingen die wél lukken. De gedichten die ik in mijn bundel zou willen liggen te verstoffen. Straks vind ik ze te oud om ze erin te stoppen. Er blijven mensen die zeggen dat het goed gaat komen, dat ik goed ben, dat ze nog steeds op mijn bundel wachten. Ik vind het heel fijn dat die mensen er zijn, maar ik geloof ze met wisselend succes.

Het is augustus 2014, en ik zit weer eens te piekeren over mijn onbestaande ‘schrijfcarrière’. Misschien moet ik mijn eisen iets bijstellen. Ik wil absoluut nog steeds niks in eigen beheer, dat bewaar ik wel voor als ik vijftig ben en compleet verbitterd omdat het nog steeds niet gelukt is. Maar de ene reguliere uitgeverij is de andere niet. Misschien maak ik meer kans bij een wat kleinere, onbekendere. Alsof de grote uitgeverijen zoveel aandacht besteden aan debutanten waar ze toch niks aan gaan verdienen. Ik bekijk een lijst met ingezonden bundels voor de C. Buddingh’-prijs. Deze uitgeverijen doen dus in ieder geval íéts met de bundels die ze uitgeven, dat lijkt me een goed teken. Ik zie meerdere namen die ik niet of nauwelijks ken en ga op onderzoek uit.

Bedachtzaam als ik ben, doe ik vervolgens alles wat je nóóit moet doen als je een uitgeverij wilt benaderen. Ik lees me niet in in het fonds. Ik denk niet na over de manier waarop ik mezelf en mijn werk ga presenteren. Ik stuur geen compleet manuscript (sterker nog, ik heb niet eens een compleet manuscript, alleen een stapeltje gedichten waar ik niet al te ontevreden over ben). Ik kijk nog net of ik ergens eisen kan vinden die ze aan ongevraagde manuscripten stellen. Die lijken er niet te zijn. Ik kom er niet eens achter of ze wel ongevraagde manuscripten willen ontvangen. En toch typ ik een voorstelmailtje en voeg daar een paar gedichten aan toe. Voor ik het weet, heb ik het al verzonden.

Cliffhanger, ik weet het, sorry. Dit is het eerste deel van een heuse serie. Of zoiets. Binnenkort lees je meer!