Het was een productieve week. Dat moet ook wel, want volgende week komt de vertaling van de nieuwste Loser mijn kant op (kennelijk heb ik de humor van een tienjarig jongetje, want ik vind dat dus vaak oprecht grappig!) en moet ik beginnen aan een groot project rond een studieboek dat ik ga redigeren, maar waar ik ook toetsvragen voor ga maken. En nog wat andere dingen.
Ik heb elke ochtend voor het ontbijt minstens een half uur geschreven. Dat vind ik altijd het moeilijkst bij naderende deadlines. Terwijl ik weet dat ik meestal niet meer doe als ik eerder begin. Dat ik het ‘s middags dan gewoon eerder zat ben.
Het heeft ook te maken met hoeveel ik mijn eigen teksten waard vind. Gun ik mezelf tijd om aan mijn eigen teksten te werken, terwijl er altijd wel redactiewerk op me ligt te wachten, waar ik mijn geld mee verdien? En ik kan mezelf nogal onder druk zetten. Dat het minstens even goed moet zijn als alles wat ik al gemaakt heb. En in een keer publicabel, terwijl ik ergens heus wel weet dat dat niet hoeft, dat er tijd is om eraan te prutsen, dat ze soms heel anders lijken als ik ze beter ken, als andere mensen ze gelezen hebben en er iets van vinden. Dat weggooien altijd nog kan.
Dus voorlopig houd ik het er maar op dat ik twee gedichten heb geschreven en ben begonnen aan een derde. En dat het zin heeft.