Ik heb besloten om meerdere handwerkblogs te posten, omdat ik anders maar blijf werken aan een ellenlange post waar ik dan steeds dingen aan toe moet blijven voegen. Hopelijk helpt dit!
Ik kan je in ieder geval vertellen over m’n Hikari, want die is af! Vorige keer liep ik nog heel erg te stressen dat hij te kort zou worden. Dat was moeilijk op te lossen door de driehoek aan de voor- en achterkant. Ik had eigenlijk daarvoor langer moeten doorbreien. De rigoureuze oplossing zou zijn om het hele shirt doormidden te knippen, er een stuk tussen te breien en het dan weer aan elkaar te zetten. Dat zou best spectaculair zijn geweest (en doodeng)! Dit is misschien wel een beetje een anticlimax, want uiteindelijk heb ik dat dus niet gedaan. Tegen de tijd dat ik kon gaan kijken hoe lang hij geworden was na het wassen en opspannen, had ik er vrede mee dat ik er misschien in zou gaan knippen. En toen hoefde het dus niet. Zul je altijd zien. Hij is nog steeds aan de korte kant naar mijn smaak en ik geloof nog steeds niet echt dat hij zo veel gegroeid is dat knippen niet meer nodig is. Ik moet me inhouden om er niet steeds aan te trekken als ik hem draag, maar vooralsnog ga ik er dus niet in knippen.
Ik heb 10 toeren extra gebreid in patroon en daarna ook de boord zoveel langer als ik durfde (het patroon loopt door in de boord en ik vond het belangrijk dat het in verhouding bleef). Daarna heb ik de mouwtjes gebreid. Die zijn maar een paar toeren, dus dat stelde niet zoveel voor (een groot voordeel van zomertruitjes!). Al moet je ze wel afkanten met een i-cord en kon ik me niet herinneren of ik dat al eens eerder had gedaan. Gelukkig wordt het duidelijk uitgelegd in het patroon, en het lukte zowaar ook om het begin en einde redelijk netjes aan elkaar vast te maken. Ik heb ook nog heel erg gebaald van een smoezelig plekje in een van de i-cords. Eerst twijfelde ik nog of het een erg grauw stukje linnen was, want er zit dus wat linnen in het garen en dat zie je. Maar daarna dacht ik toch dat het een vlekje was (bijvoorbeeld van chocola, ahum) en heb ik mezelf vervloekt en het zo goed mogelijk weggewerkt. Nu zie ik het eigenlijk niet meer, dus dat is mooi.
Ik vind hem wel nog steeds echt mooi, om te zien en om te breien. Apart, maar niet te. Er zitten toffe technieken in. En het patroon is ook heel goed. Ik heb al trotse momenten gehad, zoals toen de ontwerpster op mijn Instagram-post reageerde en toen iemand me ermee complimenteerde en m’n moeder liet vallen dat ik het zelf had gebreid, waarop diegene dat niet geloofde.
Het garen vond ik ook fijn breien. Ik heb het op de Breidagen gekocht bij mensen uit Litouwen, dus misschien is er niet zo makkelijk aan te komen. Maar als ze weer naar de Breidagen komen, is het zeker de moeite waard om eens bij hun stand te gaan kijken. Het voelt erg prettig aan. Ik twijfelde toen enorm tussen dit garen in blauw en hetzelfde garen in flesgroen. Misschien ga ik nog wel een keer voor het groene bij een ander zomertruitje! Ik heb waar het kon twee bollen afgewisseld om kleurverschil te voorkomen, zoals bij handgeverfd garen wordt aangeraden. Misschien is dat heel goed gelukt, maar ik denk dat er ook gewoon niet veel kleurverschil in de strengen zat. Ook daar waar het me niet lukte door de constructie, lijkt het namelijk geen problemen te hebben opgeleverd. Gelukkig maar!
Als ik Hikari nog een keer zou breien, zou ik dus wel vóór de driehoek wat extra toeren breien, zodat hij iets langer wordt (zonder drama). Maar dat zou goed kunnen liggen aan mijn Europese bouw en is misschien ook een kwestie van smaak. Ik vind shirtjes snel te kort. Als ik heel kritisch ben, moet ik toegeven dat dit patroon misschien nóg mooier zou zijn in effen garen. Er loopt bijvoorbeeld een soort lijn in donkerder blauw over de onderrug. Dat zou ik zelf niet zo verzinnen, maar ik kan er prima mee leven.
Patroon: Hikari van Bernice Lim
Garen: 90% merino, 10% linnen van Apmezga
Naalden: 3 mm