Een extra aflevering, omdat ik crèche-anekdotes in een apart concept aan het verzamelen was. En dat er al best veel waren.
S. gaat twee dagen naar de crèche, naar een groep met ‘kortere’ dagen: van 8.30 tot 16.30 uur. Wij vinden dat lang genoeg (ook al betekent dat dat ik haar altijd moet brengen en halen en vind ik het soms lastig met werk plannen). Natuurlijk kun je je kind in andere groepen altijd later brengen of eerder ophalen, maar dan betaal je die extra uren alsnog. Ze zit in een verticale groep (kindjes van 0-4 jaar) en is de jongste momenteel, de enige baby. En verbazingwekkend populair. Zo vroeg de moeder van L. me of dit nu ‘baby S.’ was, omdat L. het daar zo vaak over had thuis.
A. is een van de oudste kinderen in de groep en zorgt zo’n beetje als een grote zus voor S. Ze begroet S. vaak heel bewust ‘s ochtends (‘Hoi S.!’), pakt speelgoed voor haar, vertelt mij waar ik haar kan vinden als ik haar op kom halen. ‘S. is in de babybox!’ Om vervolgens daar keihard naartoe te rennen: ‘S.! Je mama is er!’ Er zijn meer kinderen die weten dat S. en ik bij elkaar horen, en om de een of andere reden blijf ik het vreemd vinden dat ze mij herkennen. Dat ze mij als moeder zien. A. meldde laatst ook dat S. nog een baby was. Ja, dat klopt. ‘Ik ben geen baby. Ik ben volwassen!’ En haast nog voor ik een correct maar ook vriendelijk antwoord had verzonnen: ‘Jíj bent volwassen!’ Best confronterend.
R. en A. waren aan het kleien en vroegen aan mij of S. mee mocht doen. Ik antwoordde dat S. daar nog een beetje te klein voor was, dat ze de klei waarschijnlijk zou opeten. In koor: ‘Ooooo, dat mag niet!’ Nee, inderdaad, daarom. Maar ze kan wel kijken! Even later: ‘Kijk, S.! Dit heb ik voor jou gemaakt!’
S.’ groep is in de zomervakantie vier weken dicht. We maakten ons wel wat zorgen over hoe het na die vier weken zou gaan, omdat ze steeds beter door lijkt te hebben dat wij haar moeders zijn en soms protesteert als we weglopen. Ik bracht S. naar de crèche en zette haar op de grond. Ze kroop naar het speelkeukentje, trok zich eraan op en keurde mij geen blik meer waardig.
Het is zeker niet alleen maar fantastisch. Ik kwam er niet huilend vandaan, maar ik vond het in het begin wel moeilijk om haar erheen te brengen. Dat gaat nu wel beter, ook omdat S. nu wat groter is, goed duidelijk kan maken wat ze wel en niet wil en onverschrokken overal tussendoor tijgert. Ik denk dat ze het dienblad met boterhammen voortaan wat verder bij haar uit de buurt zullen zetten, want ze greep er zo een nadat ze haar eigen boterham al ophad. :) Ik kan me voorstellen dat ik het wel weer moeilijker zal vinden als ze echt eenkennig wordt. De crèchegroepen zijn mooi gemengd, ik zou het fijner vinden als de inpandige peuterspeelzaal/voorschool dat ook wat meer was. Er werd na de vakantie geen enkel kindje met een ‘Nederlandse naam’ welkom geheten (ik hou zo van voornamen, maar ik weet niet hoe ik dit anders moet formuleren) op de deur. Ik vang iets te vaak gesprekken op tussen leidsters en ouders in de trant van: ‘Begrijpt u wat ik bedoel? Nee? Oké…’ Een leidster heeft dat trouwens ook al eens tegen mij heeft gezegd, doordat ze zelf zo slecht Nederlands spreekt, daar ben ik ook niet blij mee. Ik schaam me soms voor mijn vooroordelen, dat het daarom geen goede omgeving kán zijn voor S. (met haar twee moeders). Ze zijn echt wel lief voor haar. Maar goed, ze is nu nog zo klein, we hopen op ‘een echt huis’, we moeten maar zien hoe het straks allemaal is.
Er komt zo veel overleg en vertrouwen bij kijken. Ik vind het soms lastig dat ze zich overal mee ‘bemoeien’, maar ik vind het soms ook lastig om me duidelijk uit te spreken. Ik heb me wel duidelijk uitgesproken toen ze met Moederdag aan kwamen zetten met een gedichtje dat maar aan een moeder gericht was. Dat wil zeggen, nadat ik er met Moederdag zelf ineens alsnog heel verdrietig van werd (en de lieve mensen van Samen Bevallen me troostten door geweldige gedichten te appen die wel voor twee moeders waren ♡). Ze hadden er totaal niet bij stilgestaan, dit was allemaal nieuw voor hen, sommige medewerkers vonden het moeilijk om er iets over te vragen, blablabla. Soms wil ik meer schrijven over hoe het (voor ons) is om twee moeders te zijn, soms maakt het me vooral somber.
Er is een leidster die het helemaal niet moeilijk lijkt te vinden om erover te praten. Zij weet meestal wel een ‘de mama’s’ in onze gesprekjes te fietsen (Als in: ‘De mama’s gaan hun handen nog vol hebben aan jou, S.!’) Zij vertelde een keer dat ze S. niet naar bed had mogen brengen van F. en R., ze zeiden dat S. hun baby was. F. en R. zijn twee jongens, dat vond ik er extra grappig aan.