Ik heb van meerdere mensen gehoord dat ze mijn dagboekjes graag lezen. Helaas, jongens, komt er eindelijk weer iets online, is het zo’n saaie boekenblog. Hopelijk binnenkort meer.
Lieve Joris –Terug naar Neerpelt
Ik lees niet zo graag reisverhalen, dus ik kende het werk van Lieve Joris eigenlijk helemaal niet. Haar naam wel, ik weet nog dat ik die zo vreemd vond vroeger. Die naam als een aanhef, en dat ik door Joris nooit kon onthouden of het een man of een vrouw was. Vorig jaar las ik dit interview met haar in Volkskrant Magazine, en toen werd ik toch wel heel benieuwd naar dit boek. Al was het alleen maar omdat ik over Vlaanderen wél heel graag lees.
Dit boek gaat over haar eigen familie en ik vind het erg goed (dit is weer niet bepaald een geheime tip van een kenner, het is bijvoorbeeld ook genomineerd voor de BookSpot Literatuurprijs). Joris groeide op in een grote Vlaamse katholieke familie, met acht broers en zussen. De familie heeft vooral veel te lijden gehad onder haar oudste broer Fonny, die aan de drugs verslaafd raakte en iedereen terroriseerde en manipuleerde, maar het boek gaat ook over andere familieleden (bijvoorbeeld over haar bomma, met wie Joris een speciale band had). Ik heb een paar keer gefrustreerd geroepen dat er een stamboom voor in het boek had moeten staan, maar dat is zo’n beetje mijn enige klacht. Het is prachtig geschreven en ik begreep het gewoon allemaal zo goed. Waarom ze zo graag weg wilde uit dat dorp en later zo weinig kwam, waarom ze zich nog steeds schuldig voelt over bepaalde dingen, hoe moeilijk de relatie van haar ouders was met elkaar en zo’n beetje alle kinderen. Het is ook een heel eerlijk boek, ze spaart zichzelf niet, en ik vind het heel knap dat ze duidelijk weet te maken waarom er ondanks alles toch ook een bepaalde aantrekkingskracht uitging van Fonny, hoe hij dan telkens toch weer van alles voor elkaar wist te krijgen. Het heeft (logischerwijs) erg lang geduurd voor ze dit verhaal vertelde, maar wat is het de moeite waard.
Benjamin Ludwig – Ginny Moon heeft gelijk
(Ginny Moon, vertaald uit het Engels door Mieke Trouw)
Volgens mij zat er ooit een keer een voorpublicatie van dit boek in een of andere goodiebag en kwam het zo op mijn leeslijst terecht. Ik verwachtte er eerlijk gezegd niet zoveel van, maar ik leende het uit de bieb, begon erin en kon het niet meer wegleggen. Ik heb het binnen 24 uur uitgelezen, en dat is tegenwoordig echt uitzonderlijk voor mij. Een compliment aan de vertaler is ook zeker op z’n plaats.
Ginny is een meisje van veertien jaar met autisme. Ze zit inmiddels in haar derde pleeggezin. Daar gaat het eigenlijk vrij goed met haar. Zoals zoveel dingen ziet Ginny dit echter totaal anders. Zij zet alles op alles om in contact te komen met haar biologische moeder, hoe onveilig dat ook voor haar is, omdat ze iets heel belangrijks uit moet zoeken. Ondertussen zal er ook veel veranderen in haar pleeggezin, omdat haar pleegmoeder in verwachting is.
Boeken over mensen met autisme zijn inmiddels zowat een apart genre, denk bijvoorbeeld aan Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht van Mark Haddon en de Rosie-boeken van Graeme Simsion. Ik vind het bij zulk soort boeken altijd moeilijk om geraakt te worden door de hoofdpersoon, ze blijven vaak wat op afstand en gedragen zich niet per se sympathiek. Dat was in dit boek niet anders. Maar ik werd gegrepen door het verrassende verhaal en ik geloofde het, hoe onwaarschijnlijk ook. Daarnaast was ik ook erg onder de indruk van hoe er informatie bij de lezer komt via het perspectief van Ginny. In dit soort boeken is het natuurlijk al snel dat je als lezer bepaalde dingen anders bekijkt dan de hoofdpersoon, maar neem Ginny’s pleegouders. Ginny vindt die voornamelijk irritant, want ze dwarsbomen haar pogingen om met haar biologische moeder in contact te komen. Maar ook al is het verhaal vanuit Ginny geschreven en ziet zij het probleem niet, toch krijg je op de een of andere manier mee hoe Ginny hen tot wanhoop drijft met haar gedrag.
De auteur heeft blijkbaar samen met zijn vrouw vroeger ook een tiener met autisme opgevangen, dus misschien dat hij daarom zo goed weet neer te zetten wat de pleegouders doormaken, maar doe het maar eens. In je eerste boek.
Trudy Coenen en Louise Koopman – Spijbelen doe je maar thuis
Ik zou het waarschijnlijk nog geen dag uithouden voor de klas, dus respect voor iedereen die dat wel lukt. Dat vooropgesteld. Ik lees wel graag over onderwijs, vandaar dat dit boek op de leeslijst terecht was gekomen. Trudy Coenen werkt al ontzettend lang als lerares Nederlands op een zwart vmbo in Amsterdam en vertelt in dit boek wat ze zoal meemaakt in haar werk. Of eigenlijk vertelt Louise Koopman dat, maar dat is niet op te maken uit het omslag (op de titelpagina staat haar naam wel). Je begrijpt, bij zo’n constructie is de nieuwsgierigheid van deze redacteur onmiddellijk gewekt. Het komt er volgens mij op neer dat Koopman een boek heeft geschreven op basis van wat Coenen haar heeft verteld. Het nawoord vond ik veelzeggend. Daarin las ik dat sommige meelezers vonden dat Coenen naar voren kwam als iemand die wel érg vol was van zichzelf (of iets dergelijks, het boek is inmiddels al terug naar de bieb). Of dat niet wat minder kon. Ik deelde die mening. Coenen vond niet dat het anders moest, zo blijkt uit het nawoord. En dat past dan weer precies bij hoe ze in het boek naar voren komt. Het is zonder meer indrukwekkend wat ze allemaal meemaakt met haar leerlingen en voor elkaar krijgt, dat moet ik benadrukken, dat maakt het boek toch heel interessant om te lezen. Ze kwam alleen niet zo sympathiek op mij over, ze wil wel erg graag vertellen welke bekende Nederlanders ze allemaal heeft ontmoet (en ingeschakeld), vooral dankzij het feit dat ze Docent van het Jaar is geweest. Als je dit boek bijvoorbeeld vergelijkt met de columns die Marjan van den Berg ooit schreef voor Margriet (ook zij gaf Nederlands op een vmbo), dan vond ik die columns toch wel een stuk leuker, en dat komt vooral doordat Van den Berg met veel meer humor en de nodige zelfspot schrijft.
Emily St. John Mandel – Station Elf
(Station Eleven, vertaald uit het Engels door Astrid Huisman)
Er breekt een afschuwelijke pandemie uit en het grootste deel van de wereldbevolking sterft. Oké, hou maar op, dit is geen boek voor mij. Dat zou ik normaal gesproken zeggen. Maar ik had over dit boek gelezen in Volkskrant Magazine en dat sprak me aan. Niet per se dat het grootste deel van de wereldbevolking sterft, maar wel dat er dan een toneelgezelschap is dat langs de nederzettingen van overlevenden trekt. Eigenlijk is het ook een orkest, ze voeren stukken van Shakespeare op en maken muziek. O, dit vond ik zo’n goed boek. Alles past zo prachtig in elkaar, de verschillende personages, het leven voor en na de ramp, het is zo goed uitgedacht en mooi beschreven (ik ken het origineel niet, maar de vertaling moet wel erg goed zijn, anders zou het nooit zo fijn lezen). En de sfeer, de wereld ziet er na die pandemie natuurlijk onvoorstelbaar anders uit dan nu (alleen al dat er geen elektriciteit meer is, geen moderne communicatiemiddelen meer bestaan), maar het is zo makkelijk om er helemaal in mee te gaan. Het verhaal draait voor een deel om de mensen die stranden op een vliegveld als de griep net uitbreekt en hoe zij daar vervolgens een bestaan opbouwen, dat was denk ik mijn favoriete passage. Ik ben erg onder de indruk, dat mag duidelijk zijn. En de gruwelijkheid viel trouwens wel mee. Natuurlijk is het gegeven ontzettend gruwelijk, maar ze beschrijft niet heel gedetailleerd hoe iedereen crepeert of zo, waardoor het nog wel te hebben was voor mij. En er zijn ook genoeg stukken die zich afspelen voor de pandemie, voor als het je allemaal te veel aanvliegt. Dit soort verhalen zorgen er wel altijd een beetje voor dat ik… echt preppen wil ik het niet noemen, maar ik denk dan wel meer na over wat handig zou zijn om in huis te hebben. Ik richt me dan trouwens voornamelijk op de iets kleinere rampen en het idee van de overheid dat je je dan een paar dagen moet kunnen redden (terwijl zij alles zo’n beetje oplossen, het is beter voor mijn gemoedsrust om daarop te vertrouwen). Dat een boek dat kan veroorzaken, dat alleen al. Wat ik wel echt heel irritant vind: hoe vaak het voorkomt dat ik een boek van een auteur heel goed vind, meer van die persoon wil lezen en dan blijkt dat het volgende boek een horrorboek is of gaat worden. Sarah Waters, Audrey Niffenegger, Emily St. John Mandel dus, stop daar eens mee. Alvast bedankt.
Mette Eike Neerlin – Paard, paard, tijger, tijger
(Hest, hest, tiger, tiger, vertaald uit het Deens door Bernadette Custers)
En toen lag dit boek nog klaar. Ik was alweer een beetje uit m’n leesflow, maar dit boek leek een stuk dikker dan het is – grote letters, korte hoofdstukken, in een uurtje had ik het al uit. Het is een leuk verhaal, over een meisje, Honey, dat in vreemde situaties terechtkomt omdat ze zo’n beetje overal ja op zegt. Leuke details, interessante personages, onder wie Honeys zus Mikala, die een verstandelijke beperking heeft en wc-bordjes schildert op een sociale werkplaats. Honey komt per ongeluk op bezoek bij een terminaal zieke man in een hospice, waardoor ze natuurlijk tot diepe inzichten komt over het leven. In die zin vond ik het wel echt een jeugdboek. Ik spreek helaas geen Deens, maar de vertaling leek me goed, afgezien van bepaalde uitdrukkingen die ik niet zo geloofwaardig vond uit de mond van Honey (zoals ‘door de bank genomen’). En ik vond het opmerkelijk dat ervoor is gekozen om vwo te gebruiken, terwijl het verhaal zich overduidelijk in Denemarken afspeelt.
Ha Nic, ook ik ben een fervent lezer van je dagboekjes, dus hoewel ik eigenlijk daarvoor op je website kwam, inspireerde je boekenblog me vandaag des te meer! Ik ‘lees’ eigenlijk alleen nog maar dreumesboeken (ergo: ik kijk plaatjes). Misschien is dat trouwens ook nog een leuke blogcategorie, mooie kinderboeken? Niet om je werkdruk verder te verhogen ;-) Maar goed, ik ga maar weer eens naar de bieb, wie weet wat de tocht mij brengt!
O maar ik vind je boekenblogs óók leuk! Ik heb Station Eleven meteen aan mijn biebverlanglijst toegevoegd, misschien lees ik dan ook weer eens wat – mijn leestijd is momenteel bijna volledig vervangen door breitijd.