Eva Vriend – Eens ging de zee hier tekeer
Ik had naar dit boek uitgekeken, maar het viel me helaas een beetje tegen. Ik heb de andere boeken van Eva Vriend ook gelezen, en vooral Het nieuwe land vond ik erg goed en interessant. Ook dit boek is weer goed geschreven, maar hier vond ik veel stukken toch minder interessant. Het gaat over de Zuiderzee en de impact van de Afsluitdijk op de bewoners van de kustplaatsen. Ze heeft ervoor gekozen om zich te richten op vier families uit vier verschillende plaatsen (Spakenburg, Volendam, Urk en Wieringen) en laat de overeenkomsten en verschillen zien. Het is een heel interessant gegeven dat de bewoners meer gericht waren op de andere Zuiderzeeplaatsen dan op ‘het achterland’, maar die vier families leveren alles bij elkaar wel een heleboel personages op. De stambomen en de landkaarten voorin waren voor mij onmisbaar. Het helpt ook niet mee dat van de vier mannen die centraal staan, er twee Kees heten en een derde Cees. Vriend schrijft overigens in het nawoord dat ze zich hier bewust van is, maar dat ze vond dat de mannen het verdienen om met hun eigen naam in het boek te staan. Dat kan ik begrijpen, maar heel handig is het niet. Verder blijk ik gewoon niet zo heel veel interesse te hebben in de visserij. Dat is bij dit boek wel een probleem, want je leest precies waar en hoe en waarom er door de tijd heen werd gevist. Al die informatie over de verschillende methoden en schepen en welk kind van wie er wel of niet geïnteresseerd was in de visserij, het kon me eerlijk gezegd niet zo boeien. Het viel me ook tegen dat het boek erg op mannen is gericht. Niet dat de vrouwen helemaal niet aan bod komen, maar het gaat toch voornamelijk over de (vissende) mannen, terwijl ik veel meer geïnteresseerd was in het (gezins)leven en de gemeenschappen aan de wal. Ik vond zelf Spakenburg extra interessant, omdat dat hier in de buurt is (Vriend heeft blijkbaar ook samengewerkt met Museum Spakenburg, zeker een aanrader om eens te bezoeken).
Elizabeth Jane Howard – Lichte jaren (De Cazalets, deel 1)
(The Light Years, vertaald uit het Engels door Inge Kok)
Wat duurde het lang tot ik dit boek uit had. Ik weet niet zo goed waarom, want ik vond het heel leuk. Naast het handwerken is ook het lezen grotendeels gesneuveld in de vakantie. Uiteindelijk trok ik een eindsprintje en toen was het ook ineens uit, want er bleek een voorproefje van deel 2 in te staan. De familiekroniek over de Cazalets bestaat in totaal uit vijf boeken, en blijkbaar is er ook een tv-serie van gemaakt. Het wordt aangeprezen voor de liefhebbers van Downton Abbey, maar die serie heb ik niet gezien (dat zegt niks, ik kijk gewoon amper series), dus geen idee of dat klopt. Dit eerste deel speelt zich af eind jaren dertig in Engeland. Het houtbedrijf van de familie floreert, en ze hebben buiten Londen een landgoed waar de hele familie in de zomer vertoeft. Die familie is best groot: een ouder echtpaar, hun drie zoons en hun gezinnen, een ongetrouwde dochter en dan nog aardig wat personeel en logés. Deze mensen komen ook allemaal aan bod in het boek. Best overweldigend in het begin, en ook in dit boek kwam het overzicht van de personages voorin zeer goed van pas. Het kan een nadeel zijn, zoveel personages, ik heb zeker mensen door elkaar gehaald en je komt over niemand echt veel te weten. Aan de andere kant maakt het niet zoveel uit als iemand wat minder interessant is, want voor je het weet, lees je alweer over iemand anders. En het kan heel leuk en interessant zijn om meer te weten over de personages dan zij over elkaar weten. Ik denk dat ik me ook prima vermaakt had als het hele boek alleen over Rachel en Sid was gegaan, maar ik ben ook benieuwd hoe het de anderen vergaat in de volgende delen. In dit boek is de oorlogsdreiging op de achtergrond aanwezig, de zoons hebben ook gevochten in de Eerste Wereldoorlog, maar ze stevenen natuurlijk af op de Tweede. De kleine kinderen zijn bij vlagen erg grappig, en een van de zoons (zie je? Dan moet ik alweer opzoeken wie van de drie… Rupert) vatte een vakantie met kleine kinderen perfect samen: ‘Gód! Je wordt toch békaf van die kinderen? Zelfs als je ze afmat, raken ze door louter een ijsje weer helemaal op dreef.’ (p. 271)
Roderick Vonhögen – Mediapriester
M. had dit boek vooral voor de grap voor me meegenomen uit de bieb, maar ik heb het toch gelezen. Ik sta inmiddels geregistreerd als ‘slapend lid’ van de katholieke kerk en voel me daar goed bij. Ik woon geen diensten meer bij en hoef geen bedelbrieven, maar ik ben nog steeds gehecht aan de verhalen, de liederen en het branden van kaarsjes. Het hoort bij een deel van mijn familie en bij mijn geschiedenis. Dat laat ik me niet afnemen.
Mijn fascinatie voor nonnen (daar schreef ik al eerder over), is groter dan die voor andere geestelijken, maar ik heb Roderick Vonhögen weleens ontmoet en diensten bijgewoond waarin hij voorging, en ik vind hem heel sympathiek overkomen. Hij is, zoals de ondertitel van zijn boek ook al aangeeft, heel enthousiast over nieuwe media, films en games, en gebruikt dit om mensen te bereiken en inspireren. En ja, uiteindelijk ook om ‘zieltjes te winnen’. Daar maakt hij in zijn boek geen geheim van, het is dan ook vooral gericht op andere katholieken en parochies die op een aansprekender manier willen communiceren. Hij was een van de eerste Nederlandse podcasters, en gebruikt zijn priesterboordje soms ook om deuren te openen die voor journalisten gesloten blijven. Ik geloof dat hij inmiddels zelfs alleen nog maar in de media werkt (en dus niet meer in een parochie). Het is best een persoonlijk boek, waarin hij van alles over zijn leven vertelt. Over zijn jeugd, zijn roeping, zijn opleiding en de reis die hij samen met zijn moeder maakte naar China, op zoek naar hun wortels. Ik ben geen evangeliserende katholiek en heb weinig op met Star Wars en Lord of the Rings, maar hij biedt een perspectief dat ik nooit zal kunnen hebben en is een echte verhalenverteller, dus dat was allemaal heel aangenaam om te lezen.
Het boek is verschenen bij een kleine katholieke uitgeverij, en ik had het op prijs gesteld als ze daar wat meer aandacht hadden besteed aan redactie en correctie. In het colofon staat wie verantwoordelijk was voor de redactie, en dat blijkt een parochiaan (fantastisch woord, parochiaan) te zijn die ik toevallig ook weleens heb ontmoet. Ongetwijfeld heeft deze persoon met de beste bedoelingen meegewerkt aan dit boek en ik vermoed dat Vonhögen zelf aardig goed kan schrijven, maar helaas staan er toch nog veel foutjes in. Daarnaast zijn veel foto’s slecht te zien, doordat ze zijn afgedrukt op het gewone papier (in zwart-wit). Ze hadden denk ik beter voor een fotokatern met wat minder foto’s kunnen kiezen. Ik snap dat het hartstikke leuk is om die ene foto te laten zien van toen je als priesterstudent de paus ontmoette, maar sommige foto’s lijken nogal random (van Pinokkio, van drie onbekende kinderen in Ethiopië, van een willekeurige weg…).
Het echte ‘probleem’ ligt voor mij natuurlijk buiten dit boek. Vonhögen draagt een leer uit die mensen als ik achterstelt. Daar zwijgt hij over in het boek, zoals hij volgens mij meestal doet. Dat begrijp ik ook wel. Hij presenteert zich graag als iemand die voor iedereen acceptabel is, en dat lukt hem heel aardig.
Ik heb de kerk sinds mijn jeugd behoorlijk zien veranderen, en naar mijn idee is het allemaal een stuk conservatiever geworden. In die mate dat ik me inmiddels afvraag of ik wel veilig ben bij mensen die er nu nog actief zijn. Ik maak me niet zozeer druk om mijn fysieke veiligheid, maar ik vertrouw hun opvattingen niet helemaal, en dan gaat het natuurlijk in het bijzonder om opvattingen over mijn relatie en gezin. Helemaal bij officiële vertegenwoordigers van de kerk, zoals Vonhögen is. Hij heeft al behoorlijk wat kritiek gekregen vanuit de kerk op zijn methodes en interesses, dus zijn opvattingen zullen wel netjes aansluiten. Ik denk dat hij ook niet echt een andere optie heeft als hij priester wil blijven. Maar hij weet natuurlijk ook wel hoe zulke denkbeelden buiten de kerk doorgaans ontvangen worden, en dus vestigt hij daar liever geen aandacht op. Ik heb overigens geen reden om aan te nemen dat hij er stiekem anders over denkt, het enige wat ik kon vinden was een podcast uit oktober vorig jaar waarin hij veel woorden neemt om te betogen dat het huwelijk slechts is bestemd voor man en vrouw en dat kinderen recht hebben op een vader en een moeder.
Het verschilt geloof ik een beetje of katholieken vinden dat je celibatair zou moeten leven als je een heterohuwelijk niet ziet zitten of dat een samenlevingscontract nog net toelaatbaar is, maar ze zijn het er volgens mij over eens dat trouwen met iemand van hetzelfde geslacht niet oké is. Dat je zo’n verbintenis in ieder geval geen huwelijk zou moeten noemen. Dat is immers ‘verwarrend’ voor hetero’s en een ‘devaluatie’ van hun huwelijk (ik wist niet dat ik zo veel invloed had). Regenbooggezinnen zijn al helemaal uitgesloten. En dan tegelijkertijd volhouden dat discriminatie van ‘die mensen’ (we zijn altijd de Ander) verschrikkelijk is en dat ze welkom moeten worden geheten als kinderen van God. Dat ze niet veroordeeld mogen worden. Niet omdat ze niet zondig bezig zijn, want dat zijn ze zeker wel, maar omdat Jezus heeft gezegd: ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Men moet openstaan voor deze mensen en hen ‘helpen’. Joe. Ik hoef niet ‘geholpen’ te worden. Dat niet-veroordeelbeleid onder het mom van ‘we zijn allemaal zondaars’ vind ik al niet gezellig, maar raakt mij onevenredig hard, puur vanwege wie ik liefheb. ‘We zijn allemaal zondaars, maar jij bent toch nét even iets zondiger dan wij.’ Nee. Liefde is geen zonde. Je kunt niet werkelijk open voor me staan als je vindt dat mijn gezin niet mag bestaan. Dan kwets je en dan discrimineer je, hoeveel zalvende woorden je er ook tegenaan gooit en namens welke hogere macht je ook zegt te spreken.