Kristine Groenhart – Kinderen van Kaageiland
Ik heb inmiddels aardig wat boeken van Kristine Groenhart gelezen, terwijl ik helemaal niet zo’n fan ben van haar werk. Ik heb er meestal wel het een en ander op aan te merken. Waarom lees ik ze dan? Ik denk dat het komt doordat we gedeelde interesses hebben, zoals oude meisjesboeken (daar schreef zij Meisjesboeken van weleer over), en in het bijzonder kostschoolboeken (ze schreef ook een moderne kostschoolserie, ik geloof dat die uit vier boeken bestaat). Daarnaast schrijft ze ‘familiegeschiedenissen’. Die heb ik niet allemaal gelezen heb, dit is volgens mij m’n tweede. Het leek er lang op dat ik het niet eens uit zou lezen, want ik kwam er totaal niet in, maar toen gingen we een weekend bij m’n schoonmoeder logeren en was het extreem warm waardoor we niet heel veel konden doen. De kinderen vinden oma en M.’s oude speelgoed vaak wel leuk, dus dat zorgt soms voor íéts meer tijd voor onszelf (al had ik die maandag ook weer een deadline en heb ik ook nog gewerkt). Kortom, toen las ik het toch maar uit.
Toch maar, want ik vind ook dit boek weer niet echt goed. Uiteindelijk was ik meer bezig met hoe ze het had geschreven dan met de familiegeschiedenis. Voor mij laat dit boek duidelijk zien hoe moeilijk het is om goede (literaire) non-fictie te schrijven. En dat het vaak toch wel helpt als je dan historicus bent. Groenhart is dat niet, zij doet onderzoek zoals ik (ook geen historicus) ook onderzoek zou kunnen doen. Ik vind het ook altijd superleuk om oude kranten en stambomen en zo uit te pluizen (maar echt, ik kan me daar helemaal in verliezen), maar daarmee heb je natuurlijk nog geen gedegen onderzoek of een goed verhaal. Het boek gaat over Groenharts schoonfamilie, en dan met name over het gezin van haar schoonmoeder op het Kagereiland in de Haarlemmermeerpolder. De geschiedenis van dat gebied is interessant, de familie is interessant, en zei ik niet laatst nog dat je over iedereen wel een boek kan schrijven? Aan het materiaal ligt het dus niet.
Tijdens het lezen dacht ik echter heel vaak: Ik hoef niet álles te weten. Je hoeft niet alle nietszeggende briefjes, bidprentjes en artikelen integraal op te nemen in je boek. Het ‘boekje’ dat een oom van haar man al had gemaakt over hetzelfde onderwerp, voor zijn eigen familie? Ze gaat ermee lopen. De oorlogsdagboeken van een tante? Citeert ze uitgebreid uit, zonder dat duidelijk wordt waarom. Wat was het idee achter dit boek? Dat lijkt er niet echt te zijn. Het is allemaal zo willekeurig. Dan komt ze bij een boekhandel en hangt daar een poster van Meisjesboeken van weleer. Superleuk voor haar, maar waarom zet ze dat in dit boek? Een deel van de familie blijkt een zeldzame aandoening te hebben en onderdeel te zijn geweest van iemands proefschrift. Inclusief foto’s. Bizar verhaal, heeft nooit iemand over gepraat, dat moet erin. Allerlei speculaties over of dat ene medische probleem van haar eigen kind daar misschien ook iets mee te maken had? Ik snap dat ze het zich afvraagt, maar moet dat in het boek? Misschien ook een kwestie van smaak. Ik heb dan geloof ik toch liever dat iemand in zo’n boek iets meer afstand houdt tot het onderwerp, het wat breder trekt. Maar misschien kan ze dat niet goed, juist omdat ze geen historicus is.
Verder voelde ik me erg katholiek bij het lezen van dit boek, dat komt ook niet vaak voor. Ik ben in ieder geval blijkbaar katholieker dan Groenhart, want ik vond het opvallend dat ze helemaal ging beschrijven wat een bidprentje is en hoe je een rozenkrans bidt.
Maar katholiek of niet, ik vond het vooral ronduit ongemakkelijk dat ze beschreef hoe een van de familieleden dement zat te zijn in een verpleeghuis, en later ook nog hoe de uitvaart van die persoon was geweest. Twee familieleden overleden blijkbaar tijdens het schrijven. Verdrietig, maar zeg dat dan in het nawoord, in plaats van midden in het boek uitgebreid afscheid van ze te gaan nemen (inclusief ‘Rust zacht, die-en-die’). En ja, als redacteur zou ik dat ook opmerken. Is dat hier niet gebeurd, of wel, maar heeft ze zich daar niks van aangetrokken? Dat is dan zoiets wat ik zou willen weten.
Robbert Blokland en Jessica van Geel – Als je maar gelukkig bent
Dit boek heb ik volgens mij vorig jaar voor mijn verjaardag gekregen, dus het lag er al een tijd. Ik las er steeds stukjes uit. Dat kan prima, want het is een boek met interviews en wat columnachtige teksten met en van mensen uit de ‘queercommunity’. Ik houd persoonlijk helemaal niet van de term ‘queer’, maar anders zou ik misschien moeten schrijven ‘mensen die niet hetero zijn’, en dat vind ik ook niet fijn, om mensen te definiëren aan de hand van wat ze níét zijn. Het zijn eigenlijk allemaal min of meer prominente mensen, rolmodellen soms ook, veel mensen die werkzaam zijn in de media en in Amsterdam wonen. Ons kent ons. Ik herkende zeker dingen, maar hun leven is vaak toch wel heel anders dan het mijne. Het boek is verschenen toen het burgerlijk huwelijk twintig jaar open was gesteld voor paren van gelijk geslacht (‘het haakje’, zoals ze dat dan noemen), en in die richting moet je ook voornamelijk denken; het gaat niet veel over gender. Ik vond dat zelf eigenlijk wel fijn, want ik voel me eerlijk gezegd steeds minder gezien. Voor zover ik me ooit wel gezien voelde. Dat vind ik erg ingewikkeld, ik voel me meestal ook niet vrij om daarover te praten. Zoals je merkt. In ieder geval heb ik dit boek graag gelezen, goede interviewers en veel stof tot nadenken.
Francine Oomen – Hoe overleven we
Ik ben behoorlijk gefascineerd door Francine Oomen en haar schrijverschap. Saartje en Tommie, Lena Lijstje, Hoe Overleef Ik, die vreselijk slechte dichtbundel die toen toch ineens door Querido werd uitgegeven vanwege haar bekende naam (en die L. me voor de grap in mijn maag splitste, ik weet eigenlijk niet of ik hem nog heb, maar L.’s gezelschap mis ik nog steeds weleens). Mijn favoriet was altijd Het Zwanenmeer (maar dan anders), ooit een Kinderboekenweekgeschenk. Ook in dat boek staan niet al te beste gedichten, maar om een of andere reden ontroerde het me erg. Ik had het zelf niet, ik zou het nog eens moeten lezen om te zien of het overeind blijft. Over het algemeen vind ik haar boeken voor jongere kinderen beter, de puberboeken vind ik wel erg dramatisch en psychologiserend. Al houd ik erg van haar droge humor en zit die in al haar boeken wel (afgezien van de dichtbundel, misschien). Ze heeft tot nu toe twee graphic novels voor volwassenen gemaakt, eerst eentje over de menopauze en nu dan dus deze. Het zijn overigens allebei graphic novels met een soort collages. Wel ook met veel tekeningen van haar hand, maar het zijn niet echt stripboeken (zoals Fun Home dat bijvoorbeeld veel meer is). Hoe overleven we gaat over intergenerationeel trauma, en dat is net zo zwaar als het klinkt. Maar zo interessant! Misschien niet eens zozeer het verhaal zelf, dat ook weer véél uitleg over psychologische concepten bevat en een beetje gekunsteld is, met allerlei personages die delen van Francine voorstellen (kan ook een manier zijn om ermee om te gaan, natuurlijk, dat realiseer ik me). Maar alleen al de verwijzing naar Hoe Overleef Ik in de titel en wat er uit die serie allemaal terug te voeren blijkt te zijn op haar eigen leven. En dan ook nog in combinatie met deze geweldige documentaire die we al eerder hadden gezien en die ik na het lezen van het boek nog een keer heb gekeken. De documentaire gaat over het ontstaan van dit boek en haar eigen gezin/moederschap (dat in het boek buiten beschouwing blijft). Echt een aanrader! En als er inderdaad nog een vervolg komt op Hoe Overleef Ik, ga ik dat ook vast weer lezen.
Toevallig redigeerde ik in dezelfde periode ook nog een studieboek dat er precies op aansloot. Dat had ik niet zo gepland, want ik had Oomens boek gereserveerd bij de bieb en moest er een poosje op wachten. Het ging daar ook niet helemaal goed, want op een gegeven moment werd ik gebeld: Ja, hallo, u heeft een mailtje gekregen dat dit boek voor u klaarstaat (was niet zo, kwam later pas, maar oké), maar u bent nog niet aan de beurt. Dus ik ga het opnieuw voor u reserveren. Oké, prima, moet je me daarvoor bellen? Die middag, mail van de bieb: Sorry, mevrouw Teunissen, er gaat iets mis, u heeft nu weer een mailtje gekregen dat dit boek voor u klaarstaat (was weer niet zo en is ook nooit gekomen, maar oké), maar ik moet u wederom teleurstellen. Lekker bezig daar! Toen ik het echte afhaalbericht kreeg, geloofde ik het bijna niet :)
Wat ik wel echt jammer vond, was dat er soms een deel van de pagina leek te zijn weggevallen, alsof er bij het afsnijden iets mis was gegaan. Eerst dacht ik nog dat het misschien bewust was, maar soms ontbrak er ook een stukje tekst. En er stonden ook nog wel wat schrijffoutjes in. Het is zo’n kwetsbaar boek, ze lijkt het met zo veel aandacht te hebben gemaakt, dan hoop je toch op een extra zorgvuldige redactie en productie. Ik snap dat het lastiger is om handgeschreven tekst te corrigeren dan een Word-document, maar het staat zo slordig.