De BreiSTER – De kick-off

Vanaf het moment dat ik hoorde dat ik mee mocht doen aan De BreiSTER, of toch in ieder geval vanaf het moment dat ik besloot om daadwerkelijk mee te doen, keek ik uit naar 28 augustus. Op die dag zouden alle kandidaten naar Wolplein in Zaltbommel komen. Daar zouden we elkaar en het team van Wolplein voor het eerst ontmoeten en uitleg krijgen over het geheel. Dan zou het echt beginnen!

In coronatijd vind ik het lastig om me op dingen te verheugen, want er lijken altijd zo veel redenen te zijn waardoor iets niet door zou kunnen gaan. Maar buiten dat verheugde ik me er erg op. Tot die tijd kon ik niet zo veel, behalve speculeren over de opdrachten en m’n mond houden. Nu gold er gelukkig geen extreem strenge geheimhoudingsplicht, ze zeiden zelfs expliciet dat je het nieuws over je deelname mocht delen met familie en vrienden, maar ze wilden natuurlijk zelf te zijner tijd de deelnemers bekendmaken, dus online mocht er niets over verschijnen.

Gelukkig was het eind augustus vrij rustig op coronagebied en kon het doorgaan. We werden om tien uur ’s ochtends verwacht. Ik reed erheen met mijn gezin in de auto, want we zouden dat weekend gaan logeren bij M.’s vader en zijn vriendin, en Zaltbommel ligt op de route daarheen. M. zou verder rijden met S. en D., en ik zou dan na afloop van de bijeenkomst de trein pakken. Het duurt altijd langer dan wij denken om spullen in te pakken en twee kinderen in de auto te krijgen, dus uiteindelijk waren we net voor tien uur bij Wolplein.

Het was lang geleden dat ik zoveel nieuwe mensen had ontmoet, dus het was best spannend en onwennig. Gelukkig was Chloë er, die de communicatie verzorgt vanuit Wolplein. Zij heeft meegedaan aan De HaakSTER voordat ze bij Wolplein ging werken, dus haar herkende ik. We gingen naar de kantoren boven het inspiratiecentrum, kregen wat drinken, wat eten, er was een voorstelrondje en toen splitsten we op in twee groepjes van vijf. De ene groep begon met het opnemen van de kennismakingsvideo’s, de andere groep kreeg eerst uitleg van Chloë. Mijn groepje ging eerst opnemen. Daar was ik wel blij mee, want dan had ik het maar gehad.

Die kennismakingsvideo’s, ik weet het niet. Het is niet voor niks dat ze die bij programma’s als Heel Holland Bakt door de eerste afleveringen heen monteren en dat ze filmen dat mensen iets aan het doen zijn, denk ik. Hier zijn het vrij statische interviewtjes, met voor iedereen dezelfde vragen (waaronder de vraag der vragen: ‘Hoeveel zin heb je in deze wedstrijd?’). Ik heb ze nu al best vaak gezien bij De HaakSTER, ook met dezelfde vragen (alleen dan natuurlijk over haken) en het leek me ronduit verschrikkelijk om er zelf eentje op te moeten nemen.

En het was ook vrij verschrikkelijk. Joanna, de video-editor, was heel aardig en geruststellend, dus het lag zeker niet aan haar. Ik ben gewoon slecht in dit soort dingen. Inmiddels staat het resultaat hier online. Ik heb me hier maanden zo veel zorgen om gemaakt dat het me nog best meeviel toen ik het terugzag. Ik ben in de eerste voorstelaflevering terechtgekomen, dus ik hoefde me niet nog een week langer op te vreten toen het online kwam.

Oké, ik vond het wel echt moeilijk om het terug te zien. Je ziet en hoort dat ik stikzenuwachtig ben, ik zie en hoor dat in ieder geval zelf en voel dan weer hoe zenuwachtig ik toen was, maar ik kom niet volslagen idioot over (hoop ik). Ik wil nog wel eens knalrood worden bij dit soort gelegenheden (nee, maar echt, tegen paars aan, inclusief rode vlekken in m’n nek, vinden mensen ook altijd erg leuk om opmerkingen over te maken, en als je bang bent dat dat gebeurt, gebeurt het natuurlijk juist), maar daar is hier opvallend weinig van te zien. Misschien heb ik veel te danken aan een gunstige belichting of kunnen ze bij Wolplein supergoed video’s nabewerken, geen idee, maar daar doe ik dan graag mijn voordeel mee. Verder weet ik het ook niet precies meer. Ik heb de aflevering gekeken met mijn gezin op vrijdagmiddag, een paar uur later kreeg D. die koortsstuip. En op het moment zelf praatten S. en D. er nogal eens doorheen, dus ik heb niet alle antwoorden van de andere kandidaten even goed gehoord. S. deed verwoede pogingen om alle vragen en namen hardop te lezen, en ze was vooral enorm verontwaardigd dat ik in het interview zeg dat ze vier is, terwijl ze nu vijf is (dat ze toen nog vier wás, vond ze geen goed argument).

Tot nu toe zijn de reacties ook eigenlijk allemaal heel leuk en positief. Van mensen die ik ken, maar ook van mensen die ik (nog) niet ken. Je moet natuurlijk helemaal niet kijken wat mensen op social media erover schrijven, maar dat kan ik dan toch niet laten (ik wist ook al wel van mezelf dat ik dat niet zou kunnen laten). Er reageren vooral mensen die zelf ook van handwerken houden, die zin hebben om te gaan kijken en ons succes wensen. Dat doet me goed. En het valt natuurlijk op dat Robert meedoet, voor het eerst een man erbij, daar gaan ook veel reacties over.

Veel ‘neutrale kijkers’ (kijkers die geen van de kandidaten persoonlijk kennen, bedoel ik) zien natuurlijk ook gewoon tien kandidaten, niet speciaal mij. Heel logisch, en ik heb heus al die tijd geweten dat er nog negen kandidaten waren en dat mijn vlogs niet integraal zouden worden uitgezonden (dat is maar goed ook, geloof me). Maar als je in je eentje thuis met de wedstrijd bezig bent, zonder veel zicht op wat de anderen aan het doen zijn, verdwijnt dat toch makkelijk naar de achtergrond. Zo ging het in ieder geval bij mij.

Terug naar 28 augustus.

Ik was blij toen het interviewtje erop stond en ik weer lekker verder kon kletsen met de andere kandidaten. We houden natuurlijk allemaal van breien, dat schept een band, en het was dan ook meteen gezellig. Het was ergens wel jammer dat er twee groepjes waren, want daardoor leer je dan toch de vier mensen van je eigen groepje wat beter kennen dan de andere vijf. Petra, de CEO van Wolplein, kwam ook nog even kennismaken. Zij is veel te zien op Wolpleins YouTube-kanaal. Ze presenteert De HaakSTER en zou De BreiSTER ook gaan presenteren. Iedereen wist daardoor al wie ze was, en het zoemde ook echt zo rond dat ze gesignaleerd was. Ik vind het heel indrukwekkend wat ze neerzet met haar bedrijf en het was erg leuk om haar te ontmoeten.

Later die ochtend wisselden we om en gaf Chloë ons een wervelende presentatie over de wedstrijd. Dat was ook heel leuk en interessant. En toen zat het officiële gedeelte er alweer zo’n beetje op. Chloë nodigde ons uit voor een appgroep (voor dé appgroep!), we maakten een groepsfoto, we kregen een broodje, kletsten nog wat… Samen met een paar andere kandidaten ben ik ook nog een kijkje gaan nemen in het inspiratiecentrum (daar was ik nog nooit geweest). Michelles man kwam haar ophalen, en zij waren zo aardig om me af te zetten op station Zaltbommel. Het was sowieso heel bijzonder om iedereen te ontmoeten en te merken dat het meteen zo goed klikte.

Eerlijk is eerlijk, in de uitnodiging werd het een ‘workshop’ genoemd, en ik had dat iets te letterlijk opgevat, zo bleek. Ik had gehoopt dat we meer zouden leren over patronen schrijven, fotograferen en vloggen, dat we daarmee zouden gaan oefenen misschien ook wel. Het ging nu niet echt verder dan wat algemene tips als ‘schrijf je patroon in onze template’ en ‘houd je telefoon horizontaal als je filmt’. Dat vond ik wel erg jammer, want ik kan daar gewoon nog heel veel over leren. En ik leer ook zeker veel in deze wedstrijd, maar vooral door eraan mee te doen.

Uiteindelijk was ik blij dat ik van meerdere mensen een lift naar het station aangeboden kreeg, want we vertrokken met een grote (uiteraard knalroze) doos met daarin het eerste materiaal (in een dichte zak). Plus het ‘handboek’ met alle info over de wedstrijd en een superlief kaartje met steekmarkeerders en succeswens dat Irma erin had weten te smokkelen. De maandag daarop zouden we de eerste opdracht ook al krijgen, dus nu ging het echt beginnen!

De BreiSTER – Mijn overwegingen

Ik weet niet zo goed wat ik er hier nu over wil schrijven, maar eerlijk gezegd staat mijn hoofd op dit moment helemaal niet naar de wedstrijd, en misschien is het toch een goed idee om even kort uit te leggen waar dat door komt. Anders denk je misschien ook: Waar blijven alle doldwaze BreiSTER-avonturen en inspirerende breiprojecten nou? Ik maak me erg veel zorgen over onze jongste dochter D. Zij is onlangs voor de tweede keer op de kinder-ic beland met een status epilepticus. Een koortsstuip waar ze niet uit kwam, in haar geval. Zo’n twee jaar geleden is dat ook gebeurd bij haar eerste koortsstuip, en sindsdien zijn we hier bang voor geweest. Ondertussen zijn we helaas wel wat gewend met haar, dit was haar zesde koortsstuip, maar deze opname was toch wel weer erg ingrijpend. Ze is inmiddels weer thuis. Dat is heel fijn en het gaat op zich nu ook weer goed met haar, maar ik ben nog erg van slag door alles wat er gebeurd is. En het blijft ongelooflijk stressvol. Het gebeurt bij haar eigenlijk altijd totaal onverwacht, de stuip is het eerste teken dat er iets aan de hand zou kunnen zijn met haar. Preventief kunnen ze eigenlijk niks doen. Niemand kan voorspellen of en wanneer het weer gebeurt, en hoe ernstig het dan is. De arts zei letterlijk: ‘Ze mag naar huis! In theorie kan het vanavond weer gebeuren.’ Bij een stuip moeten we noodmedicatie geven en 112 bellen, en hopen dat het meevalt. Ze heeft nu in bijna twee jaar zes stuipen gehad, en is bij de eerste en de meest recente op de ic terechtgekomen. Er zijn dus ook heel veel dagen waarop er niets aan de hand is met haar, daar moet ik me aan vasthouden, dankbaar voor zijn. Het is alleen van tevoren niet te zeggen welke dagen dat zullen zijn en of dat zo zal blijven. Ik brei onder andere omdat het voor rust zorgt in mijn hoofd (voor zover mogelijk). Understatement: dat kan ik nu weer even heel goed gebruiken.

Oké. Ik had dus een mailtje gekregen dat ik mee mocht doen aan De BreiSTER. Mocht je het gemist hebben: hier kondigde ik mijn deelname aan en hier schreef ik al over mijn inschrijving.

Laat ik vooropstellen: ik was natuurlijk heel blij, verrast en dankbaar dat ze mij hadden uitgekozen. Ik had het niet verwacht en verzon alweer meteen allerlei ‘redenen’, zo van: ze wilden eigenlijk iemand anders vragen maar hebben een foutje gemaakt, ik paste toevallig in het plaatje (geen idee naar welk plaatje ze dan op zoek zouden zijn, maar oké), er hadden zich überhaupt maar tien mensen ingeschreven, ze hadden met veel moeite negen kandidaten uitgekozen en toen waren ze er klaar mee en dachten ze: Whatever, dan die ook nog maar…

Welkom in mijn hoofd. Maar ik had er wel ook meteen zin in, eens iets heel anders in m’n leven. Ik zou hierdoor een kijkje achter de schermen van de wedstrijd krijgen, daar was ik na het zien van De HaakSTER enorm benieuwd naar. Het leek me erg leuk om de andere kandidaten en het team van Wolplein te ontmoeten. Ik hou wel van een beetje competitie. Kortom, het leek me een mooi avontuur. Iedereen die ik het vertelde, reageerde ook superlief en enthousiast (je mocht het niet online zetten, maar je mocht het gelukkig wel delen met je familie en vrienden).

Bij het mailtje zat een document met voorwaarden voor deelname, waar je voor moest tekenen. Op basis daarvan moest ik beslissen of ik inderdaad mee wilde doen aan de wedstrijd. Dat vond ik nog niet zo vanzelfsprekend of makkelijk. In deze blog vertel ik je wat meer over mijn overwegingen.

Ik twijfelde ten eerste vanwege het vloggen, het in beeld komen, daar schreef ik de vorige keer al iets over. Daarnaast twijfelde ik ook omdat je je rechten over moest dragen. Dat vermoedde ik al wel, maar het was voor mij niet echt duidelijk bij de inschrijving. Ik snapte dat je de fysieke projecten uiteindelijk in moet leveren. Het is niet haalbaar om bij iedere opdracht alles in het echt te beoordelen. Iedereen breit thuis en er zit weinig tijd tussen de deadline, de beoordeling en de volgende opdracht (uiterlijk op zondagavond moet je alles inleveren, maandagmiddag ontvang je de beoordeling en als je door bent ook meteen de volgende opdracht). Je moet allerlei foto’s maken van je project, maar in theorie kun je het er op die foto’s beter uit laten zien dan het er in het echt uitziet (dat wil zeggen, als je een betere fotograaf bent dan ik). Verder is het natuurlijk ook fijn voor Wolplein om projecten te kunnen laten zien, bijvoorbeeld in hun inspiratiecentrum of op beurzen (laten we hopen dat we daar snel weer heen kunnen).

Ook de patronen zouden eigendom worden van Wolplein. En aan dat idee moest ik erg wennen. Bij mijn redactiewerk kan ik ook nergens aanspraak op maken, maar dan gaat het om de tekst of vertaling van iemand anders. Ik vind het zeker wel eens lastig als ik veel aan een tekst heb bijgedragen en dat vervolgens totaal wordt genegeerd door de buitenwereld, maar het uitgangspunt is totaal anders. De buitenwereld weet meestal ook niet hoe het aanvankelijk was, of heeft zelfs geen idee dat ik eraan heb meegewerkt. Ik krijg meer dan genoeg waardering. Mijn rol als redacteur is nadrukkelijk op de achtergrond. Wat ik vaak ook juist heel fijn vind, het past goed bij mij.

Met mijn eigen teksten voel ik me nog meer verbonden. Natuurlijk kun je teksten publiceren en daarbij bepaalde rechten overdragen. Dat doe ik soms ook, maar niet in deze mate. Ik houd de dingen graag zo veel mogelijk in eigen hand, steeds meer eigenlijk, en dat zou bij deze wedstrijd helemaal niet kunnen. Ik moest even goed nadenken over of ik dit wilde.

Het is natuurlijk wel logisch dat Wolplein dit zo doet. Er werken aardige mensen die zelf ook van handwerken houden en dit met veel enthousiasme organiseren, maar die mensen werken wel bij een commercieel bedrijf, niet bij een liefdadigheidsinstelling voor behoeftige breisters.

Nu ben ik ook geen behoeftige breister, dat scheelt, maar ik heb me wel bewust afgevraagd wat de wedstrijd voor mij zou kunnen betekenen. Dat klinkt berekenend en dat was het ook wel. Natuurlijk vond ik het geweldig dat ik mee mocht doen, dat kan ik niet genoeg benadrukken. Als je er geen plezier in hebt, moet je dit ook vooral niet doen. Maar de investering die ervoor nodig is, was voor mij persoonlijk te groot om te kunnen zeggen: ‘O, wat maakt het ook allemaal uit, het is gewoon leuk om mee te doen en ik zie het verder wel, waar moet ik tekenen?’ Die luxe had ik simpelweg niet als zelfstandige in de culturele sector, moeder, partner. Ik kan mijn tijd maar een keer besteden, en een uur dat ik aan de wedstrijd besteed, kan ik niet besteden aan mijn redactiewerk, waar ik wel voor betaald krijg, of aan mijn gezin.

Waarom besloot ik uiteindelijk toch mee te doen? Ik zou nog altijd graag serieuzer bezig zijn met het ontwerpen van patronen. Ik heb tegen het eind van mijn studie gezegd dat ik mijn geld wilde verdienen met redigeren, schrijven en handwerken, en dat wil ik nog steeds. Tot nu toe verdien ik voornamelijk geld met mijn redactiewerk. Daar ben ik al heel gelukkig mee, maar ik hoop toch nog steeds dat ik het ooit meer kan verdelen over die drie vlakken. Ik hoopte door mee te doen meer ontwerpervaring op te doen en meer mensen te leren kennen in de handwerkwereld (en dat zij mij zouden leren kennen). En op persoonlijk vlak hoopte ik veel te kunnen leren en groeien. Ik moest natuurlijk nog maar afwachten of het me inderdaad iets in die richting zou opleveren, maar ik zette mijn handtekening eronder.

De BreiSTER – De inschrijving

Begin juni stuurden S. (schoonzus en handwerkmaatje #1) en ik deze appjes naar elkaar.

Ik weet niet meer hoe ik het ontdekte. Zo vaak ga ik nu ook weer niet naar de website van Wolplein. Maar toch zag ik het daar ineens staan: De BreiSTER. Het zou toch niet? Was dit wat ik dacht dat het was?

Dat was het.

Natuurlijk had ik weleens bedacht dat ik de wedstrijd nog leuker zou vinden als ze zouden breien in plaats van haken (ze hebben de wedstrijd nu al een aantal keer georganiseerd voor mensen die haken). En ja, ik had ook wel eens bedacht dat ik me dan op zou geven, want ik durf best dingen die toch niet gaan gebeuren.

Alleen was de inschrijving nu geopend.

S. ging zich in ieder geval niet inschrijven. Geen tijd, baby enzovoort. Begrijpelijk. En ik had het ook meer geappt zo van: kijk, dit kunnen we straks ook lekker kijken. Ik had eerder al ontdekt dat er ook weer een nieuw seizoen van De HaakSTER kwam en verheugde me daarop. (Terzijde: ik moet bekennen dat ik daar nu nog bijna niets van heb gezien. Dat klinkt misschien overdreven, maar ik vind het op dit moment heel gek en confronterend om dat te kijken, lang niet meer zo ontspannen als het altijd was. Misschien haal ik het later nog in.)

Ik had geroepen dat ik aan de breiversie wél mee wilde doen. De inschrijving was geopend en zou ook nog langer dan een maand openblijven, ik was er blijkbaar zeer op tijd bij.

In de dagen daarna bleef ik ermee bezig. Ik keek de vragen door. Ik dacht na over wat ik daarop zou antwoorden, welke projecten ik zou laten zien. En ja, ook al over wat de opdrachten zouden kunnen zijn en wat ik dan zou kunnen maken (best random, want het kon natuurlijk zo’n beetje alles zijn!). En toen besloot ik me in te schrijven.

Ik heb daar de tijd voor genomen. Het was me niet helemaal duidelijk wat ze wilden zien (veel verder dan ‘en mail foto’s naar ons!’ ging de instructie niet), maar als ik het doe, doe ik het goed, dus ik heb een pdf gemaakt met foto’s van mijn projecten en uitleg erbij, en de vragen uitgebreid ingevuld. Dat wil niet zeggen dat ik ondertussen niet twijfelde. Integendeel, ik twijfelde nog steeds heel erg over of ik mee wilde doen. Ik dacht: Zeker als je ver komt, kan het best veel impact hebben op je leven. Het kost veel tijd, en wat levert het je op? (Hier kom ik later nog op terug.)

Daarnaast moeten de kandidaten dus vloggen (de afleveringen bestaan grotendeels uit die vlogs). Dat leek me helemaal niets. Ik ben daar veel te introvert en verlegen voor. Ik heb bij optredens (ik heb ondanks mezelf in het verleden best veel opgetreden met mijn teksten, zoals je misschien weet) altijd veel commentaar gekregen op mijn presentatie. Op hoe mijn stem klinkt, op mijn zenuwen, blozen, noem maar op. Vaak in de vorm van goedbedoelde adviezen, vaak samen met complimenten over mijn teksten, maar dat heeft er vooral voor gezorgd dat ik me nog slechter en onzekerder ben gaan voelen over mezelf. Ik wil dat niet meer. Ik ben ervan overtuigd dat dat negatieve gevolgen heeft voor mijn ‘schrijfcarrière’ (die heb ik dan ook niet echt), en toch wil ik het niet meer.

Vloggen leek me in bepaalde opzichten nog veel erger dan optreden. Want bij voorkeur ‘lekker spontaan’. En voor iedereen eindeloos online terug te zien. Iedereen kan erop reageren. Oké, er hoeft niemand bij de opnamen te zijn, je kunt het in je vertrouwde omgeving doen en het kan over, maar toch. Een volledig schriftelijke wedstrijd zou meer mijn ding zijn!

Gelukkig voor mij (en ook wel een beetje gek genoeg) hoefde je geen filmpje mee te sturen. Uiteindelijk besloot ik het formulier vooral heel eerlijk in te vullen. Ze probeerden duidelijk in te schatten hoe groot je onlinebereik was, met vragen over welke sociale media je gebruikte en hoe. Nou, bijzonder klein. Ik heb Instagram voor m’n handwerkprojecten, maar post niet veel, en verder typ ik hier zo nu en dan wat in het luchtledige. Ik heb mijn ervaring met breien en patronen schrijven niet aangedikt. Ik heb eerlijk gezegd dat het vloggen me het allerengste aan de hele wedstrijd leek. Ik ben behoorlijk kritisch geweest, ook uit beroepsdeformatie. Ik zag namelijk veel foutjes in het formulier en in de informatie. En ik vroeg me af hoe het zat met het auteursrecht op de patronen, want daar kon ik niets over vinden.

En ja, aan dit alles zat natuurlijk een zelfsaboterend kantje. Zo’n suf en lastig iemand zouden ze toch nooit uitkiezen, maar dan kon ik mooi zeggen dat ik het had geprobeerd. Maar ik dacht ergens ook: Als ze me wél uitkiezen is het allemaal al spannend genoeg, dan wil ik niet ook nog stressen over dat ik me anders voor heb gedaan dan ik ben. En omdat ik nog wat vragen had, wilde ik ook echt een slag om de arm houden, eerst goed weten waar ik me nou precies voor opgaf.

Ik verzond alles. Ze waarschuwden dat ze niet zouden corresponderen, maar ik kreeg keurig een ontvangstbevestiging. En toen begon het wachten. Ik had me ruim twee weken voor de deadline aangemeld, dus daardoor leek het allemaal nog langer te duren. Afleiding genoeg, maar het meeste daarvan was helaas niet echt fijn. Ze hadden aangegeven dat je niet geselecteerd was als je na een bepaalde datum niets had gehoord. Op die datum zouden we op vakantie zijn, dus ik ging er al een beetje van uit dat ik daar zou concluderen dat ik niet geselecteerd was.

Het was vrijdag 16 juli, de laatste schooldag voor de zomervakantie voor S. We waren druk met de nasleep van de vierde koortsstuip van D., een dag eerder op de crèche. Ze was er dit keer zelf uit gekomen (we hebben noodmedicatie die we haar kunnen geven als ze een koortsstuip krijgt, maar dat hoefde dit keer dus niet) en de leidsters hadden supergoed gehandeld en voor haar en ons gezorgd, maar het gebeurt steeds totaal onverwacht en het blijft enorm stressvol (de teller staat inmiddels ook al op vijfzes, helaas). Ondertussen was het ook zeer de vraag of onze vakantie door kon gaan. Omdat D. nog steeds koorts had, maar ook omdat we naar Noord-Limburg zouden gaan en het daar dreigde te overstromen. Mensen werden geëvacueerd en het ziekenhuis ging dicht. We twijfelden erg over wat we moesten doen.

In al die chaos kreeg ik ineens een mailtje: Gefeliciteerd, je zit erbij.

De BreiSTER

Ik mag het eindelijk zeggen: ik doe mee aan de allereerste editie van De BreiSTER!

Misschien (waarschijnlijk!) was het je helemaal niet opgevallen dat ik de afgelopen maanden nog minder van me liet horen dan anders en niks meer deelde over mijn breiprojecten. Maar dit was de reden.

De wat?

De BreiSTER is de breiwedstrijd van Wolplein, en Wolplein is een grote webwinkel met garens en andere benodigdheden voor handwerken. Ze hebben de haakversie al een aantal keer georganiseerd, maar nu is er dus voor het eerst ook een wedstrijd voor mensen die breien. Ik, M. en schoonzus S. vonden het altijd heel leuk om De HaakSTER te kijken en erover te kletsen. Ik haak zelf weinig en heb nooit overwogen om daaraan mee te doen, dus daar bleef het bij. Maar als er ooit een breiversie zou komen…

Ik noem het nu wel een breiwedstrijd, maar eigenlijk is het vooral een ontwerpwedstrijd. Je krijgt de opdracht om binnen een bepaalde tijd iets te ontwerpen en dat moet je dan bedenken en breien (thuis, in je eigen tijd). Je werkt het patroon uit en maakt foto’s. Een jury beoordeelt de projecten, geeft punten en degene met het laagste aantal punten valt af. Tien kandidaten beginnen aan de wedstrijd, daar komen drie finalisten uit en uiteindelijk één winnaar. En o ja, de kandidaten vloggen over het hele proces. Die vlogs verwerken de video-editors van Wolplein tot afleveringen, en die afleveringen komen op YouTube.

Dat is in het kort hoe het werkt. De afleveringen gaan nu online komen, een aflevering per week op vrijdag, te beginnen met interviewtjes om de kandidaten voor te stellen. Ik ben er vanaf het begin eerlijk over geweest: die interviewtjes, dat vloggen, dat waren voor mij belangrijke redenen om me niet op te geven. Ik vond (en vind) het niets voor mij en schaam me bij voorbaat al rot. Ik zal daar later ongetwijfeld nog wat meer over schrijven.

Desondanks heb ik me opgegeven. En ben ik geselecteerd. En dat mag iedereen nu eindelijk weten, dat is heel fijn. Ik heb zin om te laten zien wat ik heb gemaakt, maar ik vind het ook heel spannend dat de afleveringen nu online komen (ik weet natuurlijk wat ik heb gefilmd, maar ik heb de afleveringen zelf ook nog niet gezien).

Dit is natuurlijk een uitstekende reden voor een nieuwe blogserie, dus die start ik dan ook bij dezen. In deze serie zal ik je meenemen achter de schermen van de wedstrijd en schrijven over wat je niet terugziet in de afleveringen. Te beginnen met mijn inschrijving en de aanloop naar de wedstrijd.

Meer informatie over de wedstrijd en mijn fantastische medekandidaten vind je alvast hier op de website van Wolplein.
De afleveringen zullen worden gepubliceerd op het YouTube-kanaal van Wolplein.

Kom hier dus zeker nog eens terug voor meer BreiSTER-blogs, en laat het weten als je vragen hebt of als je ergens benieuwd naar bent!

Boeken

Matt Haig – The Midnight Library
Ik kreeg dit boek voor mijn verjaardag van C. Ik had er niet om gevraagd, maar ik had al wel bedacht dat ik het eens wilde lezen, dus dat was een uitstekend cadeau. Vervolgens heeft M. het eerst gelezen omdat die nu eenmaal meer leest dan ik, maar ik daarna. Wat een boek! Ik heb het al een tijdje geleden gelezen (en mijn blog door omstandigheden weer eens verwaarloosd), en ik zou het eigenlijk nu nog wel een keer willen lezen.

Het boek gaat over Nora, die niet langer wil leven en daardoor in de Midnight Library terechtkomt. Vanuit daar krijgt ze de kans om te beleven hoe haar leven eruit had gezien als ze andere keuzes had gemaakt. Hoe dat allemaal precies werkt, dat je dus steeds over totaal verschillende omstandigheden leest (die Norah zelf ook gaandeweg moet uitvogelen), ik zal er niet te veel over verraden, maar neem van mij aan dat het een ijzersterk concept is. Ik bleef de hele tijd zó benieuwd hoe het verder zou gaan en hoe het af zou lopen, en dat stelde me uiteindelijk ook niet teleur. Er zitten zulke geweldige details in. Ik heb begrepen dat sommige mensen het pathetisch vinden, en ja, de levenslessen liggen er vrij dik bovenop, maar het goede nieuws is dat ik dat in het Engels toch altijd nét iets minder meekrijg. En het nodigt natuurlijk enorm uit om te bedenken wat je zelf in zo’n situatie zou kiezen. Wij mochten op de middelbare school veel lezen voor de lijst, ik geloof dat je het wel even moest overleggen als een boek daar niet op stond, maar meestal was het prima, en ik had het erg tof gevonden als ik dit destijds had kunnen kiezen.

Door omstandigheden heb ik een tijdje wat meer boeken geluisterd (via de app van de bibliotheek) in plaats van gelezen. De volgende drie dus ook.

Gerda Blees – Wij zijn licht
Dit boek heb ik deels gelezen en deels geluisterd (het is voorgelezen door Maartje van de Wetering). Toen ik nog een beetje in ‘het schrijfwereldje’ zat heb ik Gerda wel eens gesproken en ik vond haar toen heel sympathiek, dat maakt me toch altijd extra benieuwd naar iemands werk. Daarnaast was het boek ook genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs.

Het boek gaat over woongroep Klank en Liefde. De bewoners proberen te stoppen met eten om van licht te gaan leven. Gebaseerd op een waargebeurd verhaal, wat het nog fascinerender maakt. Een van de bewoners sterft aan het begin van het boek, en de andere bewoners worden daarop gearresteerd. De vertelvorm is bijzonder, want elk hoofdstuk wordt verteld vanuit een ander perspectief en begint met wie ‘wij’ zijn. De nacht. Brood. De twijfel. Vaak heel poëtisch, en het kwam ook heel goed over in gesproken tekst. Vaak is het trouwens helemaal niet hoogdravend, maar juist droog en grappig. De filosofie van de woongroep bezorgde me de kriebels, wat wel aangeeft hoe geloofwaardig die wordt gebracht. Een nadeel vond ik wel dat er niet zoveel gebeurt in het boek. Dat blijft door het perspectief en de stijl lang oké, maar zo tegen het einde vond ik het toch jammer.

Simone Atangana Bekono – Confrontaties
Ook dit boek was genomineerd voor de Libris (die vervolgens toch weer als vanouds naar een oude witte man ging). Niet dat ik altijd druk bezig ben met genomineerde boeken lezen, die mensen heb je ook, maar het kwam nu toevallig zo uit dat ik deze boeken had gereserveerd bij de bieb en ze kort na elkaar binnenkwamen. Ik had op dat moment niet echt tijd om het te lezen, maar het is me wel gelukt om het te luisteren. Dit boek zag ik veel getipt worden, zeker voor jongeren, en ik was er benieuwd naar.

Het boek gaat over Salomé, die vastzit in een jeugdgevangenis wegens mishandeling. Altijd leuk (of nou ja, leuk) om te lezen over het leven in zo’n soort voor mij onbekende omgeving. Het boek gaat daarnaast ook veel over racisme, identiteit en familie, heel interessant. Misschien komt het doordat ik het heb geluisterd, maar af en toe was het voor mij wel een beetje te filosofisch, dat ik dacht: oké, en nu weer verder met het verhaal. En ook bij dit boek viel het einde me een beetje tegen.

Het boek is voorgelezen door Sinem Kavus en die doet dat goed, haar stem past er prima bij. Ik verbaasde me alleen over haar Frans. De vader van de hoofdpersoon komt uit Kameroen, dus die taal speelt een rol in haar leven. Mijn Frans is helemaal niet goed, maar de voorlezer sprak sommige dingen zo vreemd uit dat ik dacht: Huh? Ik heb zelfs nog proberen op te zoeken of het kwam door een verschil in mijn Europese middelbareschoolfrans en het Frans uit Kameroen, maar ik kon het niet vinden en in het boek gaat het daar helemaal niet over, dus het zou ook best ver gaan als de voorlezer dat dan wel tot uiting brengt, maar toch.

Elle van Rijn – De crèche
Dit is zo’n boek dat rond 4 mei wordt uitgebracht en dan in de boekhandel op een speciale tafel met oorlogsboeken wordt gekwakt, en dan ga ik het toch weer lezen (in dit geval luisteren) omdat het onderwerp me interesseert. Het gaat over de crèche die in de Tweede Wereldoorlog tegenover de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam was gevestigd. Vanuit de schouwburg werden de Joden gedeporteerd uit de stad. Terwijl ze daar verbleven, gingen hun kinderen naar de crèche, en ondertussen probeerde het verzet ze daar weg te krijgen. Bij enkele honderden kinderen is dat ook gelukt. De hoofdpersoon van het boek is de jonge kinderverzorgster Betty Oudkerk, die zelf ook Joods is en op de crèche werkt.

Het boek wordt een roman genoemd, maar is dus gebaseerd op waargebeurde gebeurtenissen én mensen die echt hebben bestaan. En dat lijkt niet helemaal goed te zijn gegaan. Nabestaanden roeren zich, en op de historische context schijnt ook nogal wat af te dingen te zijn (zie ook bijvoorbeeld dit artikel). Ik heb het gelezen zonder daarnaast veel uit te pluizen, maar het viel mij ook al op dat er wordt gedaan alsof alle Joden volledig op de hoogte zijn van wat er met ze gaat gebeuren. Ik heb al vaker het boek Wij weten niets van hun lot van Bart van der Boom getipt, waarin precies dat vraagstuk wordt onderzocht, en ik ga ervan uit dat Van Rijn dat niet heeft gelezen. Daarnaast vond ik het erg slecht geschreven, echt van die Holocaust-kitsch. Alles wordt voor je uitgespeld en dik aangezet. Loretta Schrijver leest het boek voor, en ook zij leek af en toe niet te kunnen geloven hoe slecht het was. Of misschien heb ik dat erbij verzonnen.

Boeken

Eva Vriend – Eens ging de zee hier tekeer

Ik had naar dit boek uitgekeken, maar het viel me helaas een beetje tegen. Ik heb de andere boeken van Eva Vriend ook gelezen, en vooral Het nieuwe land vond ik erg goed en interessant. Ook dit boek is weer goed geschreven, maar hier vond ik veel stukken toch minder interessant. Het gaat over de Zuiderzee en de impact van de Afsluitdijk op de bewoners van de kustplaatsen. Ze heeft ervoor gekozen om zich te richten op vier families uit vier verschillende plaatsen (Spakenburg, Volendam, Urk en Wieringen) en laat de overeenkomsten en verschillen zien. Het is een heel interessant gegeven dat de bewoners meer gericht waren op de andere Zuiderzeeplaatsen dan op ‘het achterland’, maar die vier families leveren alles bij elkaar wel een heleboel personages op. De stambomen en de landkaarten voorin waren voor mij onmisbaar. Het helpt ook niet mee dat van de vier mannen die centraal staan, er twee Kees heten en een derde Cees. Vriend schrijft overigens in het nawoord dat ze zich hier bewust van is, maar dat ze vond dat de mannen het verdienen om met hun eigen naam in het boek te staan. Dat kan ik begrijpen, maar heel handig is het niet. Verder blijk ik gewoon niet zo heel veel interesse te hebben in de visserij. Dat is bij dit boek wel een probleem, want je leest precies waar en hoe en waarom er door de tijd heen werd gevist. Al die informatie over de verschillende methoden en schepen en welk kind van wie er wel of niet geïnteresseerd was in de visserij, het kon me eerlijk gezegd niet zo boeien. Het viel me ook tegen dat het boek erg op mannen is gericht. Niet dat de vrouwen helemaal niet aan bod komen, maar het gaat toch voornamelijk over de (vissende) mannen, terwijl ik veel meer geïnteresseerd was in het (gezins)leven en de gemeenschappen aan de wal. Ik vond zelf Spakenburg extra interessant, omdat dat hier in de buurt is (Vriend heeft blijkbaar ook samengewerkt met Museum Spakenburg, zeker een aanrader om eens te bezoeken).

Elizabeth Jane Howard – Lichte jaren (De Cazalets, deel 1)
(The Light Years, vertaald uit het Engels door Inge Kok)

Wat duurde het lang tot ik dit boek uit had. Ik weet niet zo goed waarom, want ik vond het heel leuk. Naast het handwerken is ook het lezen grotendeels gesneuveld in de vakantie. Uiteindelijk trok ik een eindsprintje en toen was het ook ineens uit, want er bleek een voorproefje van deel 2 in te staan. De familiekroniek over de Cazalets bestaat in totaal uit vijf boeken, en blijkbaar is er ook een tv-serie van gemaakt. Het wordt aangeprezen voor de liefhebbers van Downton Abbey, maar die serie heb ik niet gezien (dat zegt niks, ik kijk gewoon amper series), dus geen idee of dat klopt. Dit eerste deel speelt zich af eind jaren dertig in Engeland. Het houtbedrijf van de familie floreert, en ze hebben buiten Londen een landgoed waar de hele familie in de zomer vertoeft. Die familie is best groot: een ouder echtpaar, hun drie zoons en hun gezinnen, een ongetrouwde dochter en dan nog aardig wat personeel en logés. Deze mensen komen ook allemaal aan bod in het boek. Best overweldigend in het begin, en ook in dit boek kwam het overzicht van de personages voorin zeer goed van pas. Het kan een nadeel zijn, zoveel personages, ik heb zeker mensen door elkaar gehaald en je komt over niemand echt veel te weten. Aan de andere kant maakt het niet zoveel uit als iemand wat minder interessant is, want voor je het weet, lees je alweer over iemand anders. En het kan heel leuk en interessant zijn om meer te weten over de personages dan zij over elkaar weten. Ik denk dat ik me ook prima vermaakt had als het hele boek alleen over Rachel en Sid was gegaan, maar ik ben ook benieuwd hoe het de anderen vergaat in de volgende delen. In dit boek is de oorlogsdreiging op de achtergrond aanwezig, de zoons hebben ook gevochten in de Eerste Wereldoorlog, maar ze stevenen natuurlijk af op de Tweede. De kleine kinderen zijn bij vlagen erg grappig, en een van de zoons (zie je? Dan moet ik alweer opzoeken wie van de drie… Rupert) vatte een vakantie met kleine kinderen perfect samen: ‘Gód! Je wordt toch békaf van die kinderen? Zelfs als je ze afmat, raken ze door louter een ijsje weer helemaal op dreef.’ (p. 271)

Roderick Vonhögen – Mediapriester

M. had dit boek vooral voor de grap voor me meegenomen uit de bieb, maar ik heb het toch gelezen. Ik sta inmiddels geregistreerd als ‘slapend lid’ van de katholieke kerk en voel me daar goed bij. Ik woon geen diensten meer bij en hoef geen bedelbrieven, maar ik ben nog steeds gehecht aan de verhalen, de liederen en het branden van kaarsjes. Het hoort bij een deel van mijn familie en bij mijn geschiedenis. Dat laat ik me niet afnemen.

Mijn fascinatie voor nonnen (daar schreef ik al eerder over), is groter dan die voor andere geestelijken, maar ik heb Roderick Vonhögen weleens ontmoet en diensten bijgewoond waarin hij voorging, en ik vind hem heel sympathiek overkomen. Hij is, zoals de ondertitel van zijn boek ook al aangeeft, heel enthousiast over nieuwe media, films en games, en gebruikt dit om mensen te bereiken en inspireren. En ja, uiteindelijk ook om ‘zieltjes te winnen’. Daar maakt hij in zijn boek geen geheim van, het is dan ook vooral gericht op andere katholieken en parochies die op een aansprekender manier willen communiceren. Hij was een van de eerste Nederlandse podcasters, en gebruikt zijn priesterboordje soms ook om deuren te openen die voor journalisten gesloten blijven. Ik geloof dat hij inmiddels zelfs alleen nog maar in de media werkt (en dus niet meer in een parochie). Het is best een persoonlijk boek, waarin hij van alles over zijn leven vertelt. Over zijn jeugd, zijn roeping, zijn opleiding en de reis die hij samen met zijn moeder maakte naar China, op zoek naar hun wortels. Ik ben geen evangeliserende katholiek en heb weinig op met Star Wars en Lord of the Rings, maar hij biedt een perspectief dat ik nooit zal kunnen hebben en is een echte verhalenverteller, dus dat was allemaal heel aangenaam om te lezen.

Het boek is verschenen bij een kleine katholieke uitgeverij, en ik had het op prijs gesteld als ze daar wat meer aandacht hadden besteed aan redactie en correctie. In het colofon staat wie verantwoordelijk was voor de redactie, en dat blijkt een parochiaan (fantastisch woord, parochiaan) te zijn die ik toevallig ook weleens heb ontmoet. Ongetwijfeld heeft deze persoon met de beste bedoelingen meegewerkt aan dit boek en ik vermoed dat Vonhögen zelf aardig goed kan schrijven, maar helaas staan er toch nog veel foutjes in. Daarnaast zijn veel foto’s slecht te zien, doordat ze zijn afgedrukt op het gewone papier (in zwart-wit). Ze hadden denk ik beter voor een fotokatern met wat minder foto’s kunnen kiezen. Ik snap dat het hartstikke leuk is om die ene foto te laten zien van toen je als priesterstudent de paus ontmoette, maar sommige foto’s lijken nogal random (van Pinokkio, van drie onbekende kinderen in Ethiopië, van een willekeurige weg…).

Het echte ‘probleem’ ligt voor mij natuurlijk buiten dit boek. Vonhögen draagt een leer uit die mensen als ik achterstelt. Daar zwijgt hij over in het boek, zoals hij volgens mij meestal doet. Dat begrijp ik ook wel. Hij presenteert zich graag als iemand die voor iedereen acceptabel is, en dat lukt hem heel aardig.

Ik heb de kerk sinds mijn jeugd behoorlijk zien veranderen, en naar mijn idee is het allemaal een stuk conservatiever geworden. In die mate dat ik me inmiddels afvraag of ik wel veilig ben bij mensen die er nu nog actief zijn. Ik maak me niet zozeer druk om mijn fysieke veiligheid, maar ik vertrouw hun opvattingen niet helemaal, en dan gaat het natuurlijk in het bijzonder om opvattingen over mijn relatie en gezin. Helemaal bij officiële vertegenwoordigers van de kerk, zoals Vonhögen is. Hij heeft al behoorlijk wat kritiek gekregen vanuit de kerk op zijn methodes en interesses, dus zijn opvattingen zullen wel netjes aansluiten. Ik denk dat hij ook niet echt een andere optie heeft als hij priester wil blijven. Maar hij weet natuurlijk ook wel hoe zulke denkbeelden buiten de kerk doorgaans ontvangen worden, en dus vestigt hij daar liever geen aandacht op. Ik heb overigens geen reden om aan te nemen dat hij er stiekem anders over denkt, het enige wat ik kon vinden was een podcast uit oktober vorig jaar waarin hij veel woorden neemt om te betogen dat het huwelijk slechts is bestemd voor man en vrouw en dat kinderen recht hebben op een vader en een moeder.

Het verschilt geloof ik een beetje of katholieken vinden dat je celibatair zou moeten leven als je een heterohuwelijk niet ziet zitten of dat een samenlevingscontract nog net toelaatbaar is, maar ze zijn het er volgens mij over eens dat trouwen met iemand van hetzelfde geslacht niet oké is. Dat je zo’n verbintenis in ieder geval geen huwelijk zou moeten noemen. Dat is immers ‘verwarrend’ voor hetero’s en een ‘devaluatie’ van hun huwelijk (ik wist niet dat ik zo veel invloed had). Regenbooggezinnen zijn al helemaal uitgesloten. En dan tegelijkertijd volhouden dat discriminatie van ‘die mensen’ (we zijn altijd de Ander) verschrikkelijk is en dat ze welkom moeten worden geheten als kinderen van God. Dat ze niet veroordeeld mogen worden. Niet omdat ze niet zondig bezig zijn, want dat zijn ze zeker wel, maar omdat Jezus heeft gezegd: ‘Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen.’ Men moet openstaan voor deze mensen en hen ‘helpen’. Joe. Ik hoef niet ‘geholpen’ te worden. Dat niet-veroordeelbeleid onder het mom van ‘we zijn allemaal zondaars’ vind ik al niet gezellig, maar raakt mij onevenredig hard, puur vanwege wie ik liefheb. ‘We zijn allemaal zondaars, maar jij bent toch nét even iets zondiger dan wij.’ Nee. Liefde is geen zonde. Je kunt niet werkelijk open voor me staan als je vindt dat mijn gezin niet mag bestaan. Dan kwets je en dan discrimineer je, hoeveel zalvende woorden je er ook tegenaan gooit en namens welke hogere macht je ook zegt te spreken.

Maakwerk van juli

Oké. Ik schreef vorige keer dat ik die ruit voor op m’n Nightbook Sweater nu af wilde hebben, maar ik heb hem even weggelegd. Niet eens zo bewust, maar ik vond het te veel gedoe om ’m mee te nemen op vakantie en ik heb er weinig plezier in op het moment. Ik kijk nog steeds graag naar alle versies via #nightbooksweater op Instagram en ik wil zo’n trui, maar ik heb nu even geen puf om ’m te maken. Dat geeft ook niet, het kan zo weer veranderen. Ik ben niet iemand die een hele berg WIP’s heeft liggen en maak de meeste dingen (uiteindelijk) af. Dat wil niet zeggen dat ik altijd maar aan één project tegelijk bezig ben en pas naar het volgende ga als ik dat helemaal af heb gemaakt. Er zijn projecten voor verschillende stemmingen en gelegenheden.

Ik ben dus op vakantie geweest, een weekje, normaal gesproken voor mij zeker een moment om lekker te handwerken, maar het is er deze vakantie niet van gekomen. Ik geloof dat ik één ringetje aan mijn boekenlegger heb toegevoegd (waarover later meer). Verder wilde ik ook mijn schouder wat rust gunnen. Ik verdenk nog steeds mijn redactiewerk, maar het vreemde was dat ik op vakantie (zonder laptop, en dus in feite ook zonder handwerken) er eigenlijk meer last van had dan toen ik thuis weer aan het werk was. Ik weet het niet, ik probeer nog steeds maar een beetje rustig aan te doen. Verder sliepen de kinderen slecht en wilden ze het liefst de hele dag door ons vermaakt worden. Wat natuurlijk ook logisch is en (tot op zekere hoogte) ook niet erg. Het lukte naarmate de week vorderde ook wel wat beter om me erbij neer te leggen dat een vakantie met twee kleine kinderen gewoon (ook) heel hard werken is, en we hebben het fijn gehad. Ik was eigenlijk van plan om nog wat langer vakantie te nemen dan dat we van huis waren, maar de aanloop naar de vakantie was erg stressvol, onder andere door een vierde koortsstuip van D. Ik ben in die dagen aardig wat tijd verloren, waardoor ik eerder dan gepland weer aan het werk moest om mijn deadlines te halen. Veel is nu weer in orde, maar niet fijn. Het voelt soms alsof ik een keuze moet maken tussen mijn fysieke gezondheid (schouder) en mijn mentale gezondheid, die zonder meer beter is als ik kan handwerken. Maar niet als ik eigenlijk te moe ben om een patroon te volgen en het dan toch probeer, terwijl het ook weer niet werkt om zomaar wat voor me uit te breien zonder patroon. Het moet interessant genoeg zijn om me af te leiden en het moet iets worden. Moeilijk om daar een goede balans in te vinden.

Tot zover de algemene update, door naar de projecten van deze maand. Blijkbaar zit ik in een groene periode, daar past de Nightbook natuurlijk ook niet bij (ook dit kan zo weer anders zijn).

Frivolité
Eens in de zoveel tijd haal ik toch m’n tatting shuttles (schuitjes of spoeltjes in het Nederlands, geloof ik) weer tevoorschijn. Meestal ben ik er ook vrij snel weer klaar mee, omdat ik dan weer weet hoe moeilijk ik het vind om het echt netjes te krijgen en fouten te herstellen. Ik vind het leuk dat het anders is dan haken en breien, en dat het wat onbekender is. Het kan overal mee naartoe doordat het zo weinig ruimte inneemt (al weet ik vaak sowieso wel een handwerkje in m’n tas te proppen, geen zorgen, desnoods zorg ik voor een grotere tas). Ik hou van de ‘trucjes’ om elementen met elkaar te verbinden of dingen niet te laten opvallen of op een andere plaats uit te komen met je draad (het is vrij lastig om draadjes weg te werken, dus je wilt aan- en afhechten zo veel mogelijk voorkomen). Het lijkt niet echt op touwfiguren maken zoals ik als kind graag deed, maar het doet me er ergens toch aan denken. Het ontstaat meer in je handen dan een breiwerk.

Je hebt er weinig voor nodig, alleen twee shuttles dus (voor sommige patronen maar eentje) en wat garen. Het fijnst is ‘vormvast’ katoen, bijvoorbeeld van het merk Lizbeth. De dikte van de draad bepaalt hoe fijn je werk wordt (en hoe moeilijk het uit de knoop te halen is). Ik gebruik zelf meestal maat 20, dat is de op een na dikste draad. Er zijn supermooie shuttles te koop. Van hout, handgemaakt, helemaal gedecoreerd, maar dat vind ik een beetje overdreven voor hoe weinig ik het doe. Ik heb een stel plastic shuttles van het merk Clover, die zijn heel standaard. In sommige shuttles zit een verwisselbaar spoeltje, maar dat mis ik niet echt bij die van mij. Ik denk zelfs dat ik de draad makkelijker op spanning kan houden zonder. Ik vind het wel heel handig dat er een punt aan zit. Als die er niet aan zit, heb je ook nog een dunne haaknaald nodig om de verbindingen te maken.

Naaldfrivolité (needle tatting) bestaat trouwens ook, de naam zegt het al, dat is met een naald in plaats van een shuttle. Ik vind het juist leuk om een keer iets te doen wat níét met een naald is, en needle tatting is volgens mij vaak wat losser, doordat je afhankelijk bent van de dikte van de naald. Het schijnt wel makkelijker te zijn om te leren.

Mijn grote ‘probleem’ met frivolité is dat ik vaak niet weet wat ik ermee wil maken. Er zijn niet zoveel patronen beschikbaar, en al helemaal weinig patronen die me aanspreken. En ik ben er niet goed genoeg in om zelf iets te kunnen ontwerpen. Je kunt er kleedjes mee maken, decoratieve randjes voor aan je zakdoek, sieraden, sneeuwvlokken voor in de kerstboom… Veel dingen passen niet zo goed bij mij. Een boekenlegger vind ik soms nog wel aardig, maar ja, hoeveel boekenleggers heeft een mens nodig? Ik heb trouwens de indruk dat het nogal een christelijke hobby is, gezien de vele patronen van kruisen die circuleren.

Voor nu ben ik toch weer aan een boekenlegger begonnen, namelijk Sherry’s Chatelaine van Sherry Pence. Ik moest er wel echt weer even inkomen, ik had nog wat restjes garen die ik wilde gebruiken (dus toch extra draadjes wegwerken). Verder zijn de meeste patronen heel beknopt, en ik wist niet meer waar alles voor stond. Ik heb het patroon ook een klein beetje aangepast, omdat het me niet lukte om een self-closing mock ring met een ring erin en een klein ringetje erbovenop te maken. Ik doe daar nu een onion ring. O, en ik maak telkens één extra knoop tussen de drie ringen in de punten. Geen idee hoe je dat netjes krijgt zonder, want ik weet er dus niet zo veel van. Ik heb dankzij dit patroon wel weer een paar nieuwe technieken geleerd. Die onion rings dus, en verder double picots en thrown rings. Double picots zijn die dubbele lusjes bovenin (de enkele zijn standaard, die moet je meteen leren) en de thrown rings zijn de ringen onderaan, midden in een ketting.

Meestal valt het me tegen hoe langzaam zo’n werkje vordert, ik heb er niet altijd genoeg geduld voor. We gaan zien of en wanneer het af komt!

Patroon: Sherry’s Chatelaine van Sherry Pence (gratis patroon)
Garen: Lizbeth Crochet Thread (size 20), in de kleur Christmas Green

Boodschappennetje
Mijn zwarte Ilene Bag (te zien in deze blogpost) is nog steeds kwijt (waarschijnlijk definitief), dus ik wilde een nieuwe. Ik vond dat eigenlijk wel een goed excuus om biologisch katoen aan te schaffen in allerlei kekke kleuren, maar gebruiken wat je hebt liggen is natuurlijk nog duurzamer, dus dat besloot ik toen toch maar te doen. Ik vreesde dat ik van mijn linnen top net niet genoeg garen overhad, daarom heb ik het gecombineerd met een restje groen katoen. Waar ik dan weer bijna niet genoeg van had voor de bodem en de rand. De keukenweegschaal kwam er weer aan te pas, en uiteindelijk had ik nog maar zo’n 80 centimeter over van het groene garen, dus de rand had geen ronde langer moeten zijn. Ik moet nu alleen de schouderband nog afmaken, en daar heb ik me toch een hekel aan. Continu keren doordat het zo weinig steken zijn, en dan ook nog 1 recht, 1 averecht. Gelukkig ben ik inmiddels een heel eind. Ik hoop trouwens dat ik de schouderband op de juiste plaats gestart ben. Ik brei de Ilene nu voor de derde keer en heb alle tassen iets dieper gemaakt, maar daardoor kom ik natuurlijk niet helemaal op dezelfde plek uit voor de schouderband. Het patroon zorgt voor een soort spiraal, en ik vind het lastig om te zien of de band nu goed boven de korte kant van de tas zit. Nou ja, hopelijk maakt het niet zoveel uit.

Patroon: Ilene Bag van Hannah Mason (gratis patroon via Ravelry)
Garen: Lino Melange van Borgo de Pazzi, kleur 63 (donkergrijs) en… groen katoen. Waarschijnlijk van Catania of de Must-have van Yarn and Colors, maar welke kleur precies?
Naalden: 4 mm en 3,5 mm

Sandbank 2
Ik ben begonnen aan mijn tweede Sandbank Shawl! Vorig jaar was dit een van mijn favoriete projecten (boven aan deze blogpost te zien), en hét project waarmee ik alle stress te lijf probeerde te gaan. Ook dit jaar is er helaas weer meer dan voldoende stress in mijn leven, dus wie weet helpt het weer (een beetje). Daarnaast draag ik mijn Sandbank 1 ook gewoon graag. Het is een gigantische, lichte sjaal in de vorm van een halvemaan. Ik heb er destijds speciaal een extra lange rondbreinaald van 150 cm voor gekocht, maar nu ik nog niet zo ver ben brei ik nog op twee naalden (ook nog op een rondbreinaald van 100 cm). Uiteindelijk komen alle steken op die langste naald en brei je een bepaalde herhaling over zestien naalden. Dat komt goed, met behulp van enige administratie (ik moet alleen niet vergeten om een kruisje te zetten als ik eindelijk weer aan het einde van een ronde ben aangekomen). Dan wordt het pas echt relaxed (totdat je bij de schier eindeloze rand aankomt, maar dat is van veel later zorg).

Het begin is niet bepaald relaxed, want daarvoor moet je meer dan 350 steken opzetten met behulp van een speciale techniek die ervoor zorgt dat je vanuit het midden twee kanten op kunt breien. Die techniek gebruik je bijvoorbeeld ook wanneer je sokken vanaf de teen breit, iets wat ik nog nooit heb gedaan. De techniek die in het patroon wordt gesuggereerd lukte me bij mijn eerste shawl niet, en dit keer heb ik ’m niet eens geprobeerd. De Turkish cast-on is redelijk goed gelukt, maar op dit moment niet helemaal onzichtbaar. Maar volgens mij viel het de vorige keer na het opspannen een stuk minder op, dus daar hoop ik nu ook weer op. In het patroon staat ook dat je op bepaalde plaatsen een extra omslag kunt maken als je strak breit, zodat je de punten goed kunt opspannen. En dat die omslagen bij het opspannen volledig verdwijnen. Dat laatste is bij mijn eerste Sandbank zeker niet gebeurd, maar dat vind ik niet zo erg en voor de zekerheid doe ik ze toch maar weer, want het lijkt me problematischer om de vorm er niet goed in te krijgen (dat was vorige keer ook met omslagen een klein drama). Ik ben nu nog niet bij de herhalingen, dus nu is het nog even puzzelen en tellen en opletten dat ik de goede naald gebruik, maar ik weet dat het goed kan komen.

Ik brei deze shawl in Holst Coast, een wol-katoenmix. Ook mijn eerste Sandbank is half wol, half katoen, maar die heb ik gebreid in Organic 350 van Hjertegarn. De garens lijken erg vergelijkbaar, behalve dan dat Coast helaas niet ecologisch is. Ik probeer hier nog altijd op te letten, maar ben zeker geen heilige. In dit geval is mijn slappe excuus dat Coast in veel meer kleuren beschikbaar is dan Organic 350 en dat ik mijn oog liet vallen op deze kleur groen.

Patroon: Sandbank van Lea Viktoria
Garen: Holst Coast in de kleur Sea Green
Naalden: 3 mm (2,5 mm voor de cast-on)

Maakwerk van juni

Het gaat nog steeds een beetje op en af met de breizin. Op sommige dagen had ik weer last van mijn schouder, sommige avonden ‘moest’ ik flarfen, soms was er geen een project waar ik graag aan wilde werken. Toch heb ik wel weer het een en ander te vertellen en te laten zien!

Muts
Dit project kon ik vorige maand nog niet delen. De muts was uiteindelijk wel net af toen ik mijn blogpost publiceerde, maar ik had hem nog niet gegeven. Hij is voor een fantastische baby op wie zijn familie veel te lang heeft moeten wachten. Helaas lukte het me net niet om de muts af te krijgen toen we bij hem op bezoek mochten komen. Ik had twee dagen later een belangrijke deadline voor mijn werk, en het kostte me al moeite genoeg om die te halen, dus uiteindelijk besloot ik mezelf niet nog een deadline op te leggen. Ze wisten er nog niet van en het is voorlopig geen winter, dus het gaf niet, zo hield ik mezelf voor.

Het breien van deze muts viel me behoorlijk tegen. Je denkt misschien: Een muts voor een baby, die heb je toch zo af? Nou, ik deze niet. Ten eerste omdat ik moeite had om de juiste maat te kiezen. ‘Baby’ of ‘Kid Small’ is niet echt heel informatief, en ik heb toch al altijd het idee bij babymutsen dat de maat een gok is. Komt misschien ook doordat mijn D. een vrij klein hoofd heeft, die past nu nog steeds sommige petjes die voor baby’s zijn bedoeld. Een beetje te groot maakt niet uit, te klein zou jammer zijn. Nu moet ik ook niet klagen, want dit patroon was gratis, ik had geen proeflapje gemaakt en verder ook niet heel goed gekeken naar het garen en de naalden. Het aangeraden garen was sport weight, en dat wat ik nog had liggen ook. Tot zover mijn research. Ik weet dat wol warmer is, maar ik gebruik voor babybreisels toch graag katoen, zodat ze in de wasmachine kunnen. Bij dit patroon zit er trouwens een dubbele laag over de oren én is de stof vrij dicht doordat je een slipsteek gebruikt. Ik hoop daarom dat hij toch warm genoeg is.

Over die slipsteek gesproken, wat een drama was dat! Ik heb wel vaker slipsteken gebruikt (bijvoorbeeld in mijn Trove), maar deze hele muts bestaat eruit, en je breit hier grotendeels in een kleur. Bij een slipsteek sla je dus een steek over, je verplaatst hem van je linkernaald naar je rechternaald zonder hem te breien. In deze muts sla je steeds een steek over en dan brei je er een, en dan sla je er weer een over en dan brei je er weer een. Als je aan het eind van de ronde bent, draai je de volgorde om, zodat je niet steeds dezelfde steken wel en niet breit. Ik vergat zo vaak in welke volgorde ik het aan het doen was, of ik breide per ongeluk twee steken achter elkaar, en dan kwam ik aan het eind van de naald weer verkeerd uit. Erg frustrerend, zeker omdat ik het bij deze steek supermoeilijk vond om foutjes te herstellen.
Daarbij duurde het ook heel lang voor ik überhaupt op gang was. Ik ben een aantal keer helemaal opnieuw begonnen. De steken zaten toch ineens weer gedraaid op de naald (altijd lastig, die eerste naalden bij rondbreien), het lukte niet om een fout te herstellen, ik dacht dat de muts veel te groot zou worden, ik dacht dat de muts veel te klein zou worden (is serieus allebei voorgekomen), noem maar op. Na een aantal pogingen kwam ik zowaar aan bij de striped cuff waaraan het patroon zijn naam te danken heeft. Ik was bang dat ik niet genoeg garen zou hebben als ik die in twee kleuren zou breien, dus ik besloot meer kleuren te gebruiken. Ik realiseerde me echter niet dat het een stuk strakker zou worden als ik dat in een ronde zou doen. Dus wéér uitgehaald, en toen besloten om twee kleuren per ronde te gebruiken en verticaal af te wisselen. Uiteindelijk ben ik superblij met de kleuren! En door de verschillende kleuren was het daar ook veel makkelijker om te zien waar ik was. Ik heb de boord uiteindelijk 16 rondes hoog gemaakt, keer twee, want slipsteek, keer twee, want dubbelgevouwen. Ik paste hetzelfde trucje toe als vorige maand bij mijn linnen top, en ik hield weer een steek over? Waarschijnlijk toch iets verkeerd gedaan, maar ik zag geen gevallen steken (onthoud deze uitspraak even, als je wilt).

De minderingen aan de bovenkant waren ook nog wel een ding, lastig om die netjes te krijgen. Maar uiteindelijk ben ik toch best tevreden. En ja, D. paste hem dus, dus die kon model staan. De baby waar de muts voor is, is tot nu toe ook vrij klein, dus waarschijnlijk duurt het even voor die hem past, maar ach. Met liefde gemaakt!

Patroon: Striped Cuff Hat van Jake Canton, gratis via Purl Soho
Garen: Catania Solid in de kleuren Natur en Royal (denk ik), Yarn and Colors Must-have in de kleuren Mustard, Blue Lake en Grass
Maat: Kid Small
Naalden: 4,0 mm

Linnen top
Bij de vorige update was ik aanbeland bij de mouwen. De eerste mouw ging moeizaam. De trinity stitch is helemaal niet zo moeilijk, en toch breide ik steeds de verkeerde steken samen. En uiteraard kwam ik daar dan pas achter aan het eind van de toer. Verder wist ik niet zo goed hoe lang en hoe wijd ik de mouwen wilde. Ik heb dat deels bepaald op basis van: ‘Ik ben het zat!’ Ik besloot ook om flink te minderen voor de boord. Die boord wilde ik dan weer dubbelvouwen, maar ik had er niet aan gedacht om alvast een hulpdraad door m’n mouw te rijgen bij de eerste toer van de boord. Geen idee waarom niet, want de onderkant van het lijf was ook al lastig omdat ik dat niet had gedaan. Dat was dus weer even flink prutsen. En hierbij hield ik ineens geen steek over. Ik denk dat dat klopt, maar ik vond het een beetje onheilspellend, aangezien dat twee keer eerder dus wel zo was.

En toen kwam mouw 2, en die vloog van mijn naalden. Nu wist ik natuurlijk wel hoe lang en hoe wijd die moest worden (dat had ik zowaar opgeschreven ook), maar het scheelt een hoop als de trinity stitch foutloos is in alle toeren (iets met concentratie?) en je wél aan de hulpdraad denkt. De boord van mouw 2 ziet er dan ook beter uit.

Toen hoefde ik plotseling alleen nog maar de draadjes weg te werken. Ik heb hier horrorverhalen over gehoord; omdat linnen garen niet ‘plakt’ (in tegenstelling tot sommige soorten wol) zou dat niet goed blijven zitten. We zullen zien. Ik doe bij katoen eerlijk gezegd ook nooit iets speciaals, en dat kan toch ook vrij glad zijn. Ik heb nu bij een nieuwe draad steeds een paar steken met de oude en de nieuwe draad gebreid en de eindjes aan de achterkant weggewerkt. Zoals ik dat eigenlijk altijd doe. Ik heb een vrij grote hekel aan draadjes wegwerken, dus ik zag het niet zitten om met naaigaren in dezelfde kleur alles vast te gaan zetten (dat was een tip die ik tegenkwam). Ik heb sommige eindjes ook kunnen wegwerken in de dubbelgevouwen boorden, ik hoop dat dat in ieder geval blijft zitten.

Ik had de top gepast, gewassen, nog eens gepast en was tevreden. Toen bleef hij weer een tijdje liggen, tot ik tijd had om verder te werken aan deze blog en bedacht dat ik er nog foto’s van moest maken. Hm, toch beter even aantrekken dan op een hanger. Misschien dat M. straks even… Hé, wat is dat daar? Dat was dus tóch een gevallen steek. Aan de achterkant van het lijf (hoop ik, eerlijk gezegd kost het me nog wel eens moeite om te bepalen wat de voorkant is en wat de achterkant). Ik begrijp niet hoe die me al die tijd ontgaan kan zijn. In eerste instantie besloot ik hem op te halen met een haaknaald en vast te zetten aan de boord. Dat ging wel, maar was een erg dom idee, want het viel heel erg op. Toen toch besloten om alles weer los te peuteren, de steek weer te laten vallen tot ongeveer waar ik hem had aangetroffen en hem daar vast te zetten. Als ik dat nu meteen had bedacht… Dat had me een hoop tijd gescheeld en dan had het er waarschijnlijk beter uitgezien, want nu moest ik erg prutsen om de ontstane ladder een beetje te verbergen. Dat is niet helemaal gelukt, maar het is voor mij acceptabel nu. De rest is lang niet gek, voor het eerste kledingstuk dat ik zonder patroon heb gebreid. Ik hoop nu natuurlijk wel dat er niet alsnog een gevallen steek opduikt in de muts…

Garen: Lino Melange van Borgo de Pazzi, kleur 63 (donkergrijs)
Naalden: 2,5 mm

Nightbook
Ik moet misschien gewoon af en toe naar een foto van m’n Nightbook kijken (stop and admire), om van een afstandje te kunnen zien dat het heus nog wel iets kan worden. En zo vreemd is het natuurlijk ook niet dat ik nog niet zo ver ben met deze trui. S. weet het aan het mooie weer, maar ik weet niet, ik vind het gewoon lastig om ermee te gaan zitten. Ik pak hem niet makkelijk even op door die vier bollen die eraan hangen en het gaat me te langzaam (volgens mij schrijf ik inmiddels elke maand iets dergelijks). Mijn doel was om deze maand voorbij het breedste punt van de ruit voorop te zijn, en dat is gelukt. Volgende maand wil ik klaar zijn met die ruit, ook dat moet te doen zijn. Het heeft ook geen haast.

Patroon: Nightbook van Rachel Illsley (Unwind Knitwear)
Garen: Basic Sock van Wol met Verve (75 procent merino, 25 procent nylon), in de kleuren Steel Blue en 20203672
Naalden: 2,75 en 3,25 mm

Steekmarkeerders
Ik kon wel iets vrolijks gebruiken, dus ik besloot mezelf te trakteren op een paar steekmarkeerders van The Happy Kiwi. Het was nog moeilijk kiezen en Etsy had kuren, maar al snel kreeg ik een superleuk pakje van eigenaresse Kylie. En zodra S. ze zag, wist ze een cadeautje voor haar verjaardag, haha. Dus als je nog steekmarkeerders zoekt (en die zoek je natuurlijk altijd, ik tenminste wel, want ik heb vooral veel van die goedkope plastic exemplaren en daar sneuvelt er nog wel eens een van): dikke aanrader!

Voetbalflarf Euro 2020 #3

Hoe ver ze te ver kunnen gaan

we moeten echt met elkaar afspreken
dat iedereen te allen tijde
ongezien blijft
achter het kanon

explosies
kunnen zeer rendabele momenten zijn
priegelwerk
in het luchtruim
mensenwerk
in het systeem

het kan nog een hele leuke dag worden
waar we dreigen in te vallen

——————————————————-
Wedstrijden om 18.00 uur zijn hier in huis minder geschikt om te flarfen. Zeker omdat we bij de vorige de kinderen hadden beloofd dat we voor de televisie zouden eten (of, zoals D. het een paar dagen later opgewonden samenvatte: ‘Eten én filmpje kijken!’) Nu, in het weekend, konden we vooraf eten. D. was vroeg wakker en had geen middagslaapje gedaan, dus die was er na een kwartier wel klaar mee. S. vond het daarentegen steeds leuker worden. Ze beweerde dat ze nog nooit zo laat naar bed was gegaan en bleef lang geloven in de overwinning. Ze raakte in de war van de herhalingen en van het feit dat de keepers kleding in andere kleuren droegen. Ze hoopte na de rode kaart van De Ligt dat ‘de Tsjechiës’ ook ‘stoute dingen’ zouden gaan doen, zodat die ook niet meer mee mochten doen.

Een flarf is een gedicht op basis van bestaande teksten, in dit geval het commentaar van Frank Snoeks bij de wedstrijd Nederland-Tsjechië op het EK Voetbal voor mannen op 27 juni 2021.

Voetbalflarf is een idee van Jelle Pieters (De Man met de Pen) en Kila van der Starre. Je mag alleen zinnen en zinsdelen gebruiken die de commentator uitspreekt. Je mag knippen, plakken en schuiven, maar niets zelf toevoegen. Ik vind het zelf het leukst om te proberen iets te maken dat zo min mogelijk over voetbal/sport lijkt te gaan.

Voetbalflarf Euro 2020 #2

We hebben geschiedenis geschreven

het is nu een kwestie van
het niet onnodig spannend maken
nu geen verdere problemen
waar je helemaal niets mee kunt

krampachtig
wordt er nog even een vergadering gestart
maar ook daar vloeien de krachten
langzaam maar zeker weg

een teken van leven
wordt elegant opgelost
midden in de ribbenkast
en dan is het alsof
het nooit is gebeurd

——————————–
Een flarf is een gedicht op basis van bestaande teksten, in dit geval het commentaar van Jeroen Grueter bij de wedstrijd Nederland-Oostenrijk op het EK Voetbal voor mannen op 17 juni 2021.

Voetbalflarf is een idee van Jelle Pieters (De Man met de Pen) en Kila van der Starre. Je mag alleen zinnen en zinsdelen gebruiken die de commentator uitspreekt. Je mag knippen, plakken en schuiven, maar niets zelf toevoegen. Ik vind het zelf het leukst om te proberen iets te maken dat zo min mogelijk over voetbal/sport lijkt te gaan.